Deel dit bericht.
“Aan het cliëntervaringsonderzoek namen in beide provincies 37% van de daartoe uitgenodigde Wmo-cliënten deel.”
Cliëntervaringsonderzoek Wmo // Groninger en Drentse gemeenten
6 oktober 2016
Aanleiding
Sinds de invoering van de Wmo 2015 moeten gemeenten jaarlijks onderzoek doen naar de ervaringen van hun Wmo-cliënten. De drie hoofdthema’s in het onderzoek zijn: het contact met de gemeente, de kwaliteit van de ondersteuning en het effect van de ondersteuning op het leven van de cliënt.
Aanpak
Het onderzoek vindt plaats volgens landelijke instructies, waaronder de verplichting om tien landelijk vastgestelde vragen op te nemen. Daarnaast zijn gemeenten vrij om andere vragen op te nemen. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een Drents en een Gronings plan van aanpak. De resultaten zijn terug te lezen op een speciale webportal. Het onderzoek over 2015 is gehouden in het voorjaar van 2016.
Resultaat
Aan het cliëntervaringsonderzoek namen in beide provincies 37% van de daartoe uitgenodigde Wmo-cliënten deel. In Groningen hanteerden de 18 deelnemende gemeenten dezelfde vragenlijst; in Drenthe werd een aantal verschillende versies gebruikt. (In aansluiting op de informatiebehoefte van de betreffende gemeente).
In de provincie Groningen rapporteerde driekwart van de respondenten dat ze positieve ervaringen hebben met zowel het contact met de gemeente, als de kwaliteit van de ondersteuning en het effect van de ondersteuning op hun leven. Opmerkelijk was dat bij de vragen die specifiek over de tevredenheid van de Wmo-cliënt gingen slechts tweederde positief was. Verder sprong de vraag over de onafhankelijke cliëntondersteuner eruit: minder dan een kwart van de respondenten was ermee bekend dat hij hiervan gebruik kon maken. Zowel in de deelname aan het onderzoek als in de beantwoording van de vragen kwamen behoorlijke verschillen tussen gemeenten naar voren. Bijzonder was dat dit soms ook het geval was bij gemeenten die samenwerken op het gebied van de Wmo en dezelfde beleidsuitgangspunten en werkwijze hanteren.
Over het algemeen scoorden ook de Drentse gemeenten positief. Vooral de vraag over het effect van de ondersteuning scoorde hier gemiddeld hoog. Vier van de vijf respondenten gaf aan zich beter te kunnen redden door de ontvangen ondersteuning. Het contact met de medewerker van de gemeente werd gemiddeld genomen minder goed beoordeeld, echter bijna twee op de drie respondenten scoorde alsnog positief op deze vragen. De vragen over de mantelzorg en het gebruik van een onafhankelijk cliëntondersteuner werden opvallend minder positief beoordeeld. Zo had maar iets meer dan de helft (56%) van de ondervraagde cliënten die mantelzorg ontvingen, het idee dat hun naaste de zorg aankon en wist slechts een kwart (24%) van de ondervraagde cliënten dat er gebruik gemaakt kon worden van een onafhankelijk cliëntondersteuner.