Deel dit bericht.
“Het is nodig elkaar beter te leren kennen om wederzijdse acceptatie en begrip te vergroten.”
Drenten over ‘Wie en wat is een Nederlander?’
22 december 2016
Lianne Molenhuis, afgestudeerd in een master gericht op sociaal beleid, is het afgelopen halfjaar (2016) in gesprek gegaan met ‘autochtone’ Drenten uit alle lagen van de bevolking over Nederlanderschap en de positie die etnische minderheden hierin hebben. Met andere woorden: hoe praten ‘autochtone’ Drenten over het Nederlanderschap van burgers met een migrantenachtergrond? Wat zijn volgens hen de criteria om Nederlander te zijn en voldoen etnische minderheden hieraan in hun ogen?
Het afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Meldpunt Discriminatie Drenthe dat gefaciliteerd wordt door CMO STAMM. Het Meldpunt wil zo meer zicht krijgen op achterliggende mechanismen bij de integratie en discriminatie van migranten in Drenthe.
De indruk bestaat dat de wijze waarop mensen denken over wat een Nederlander is, bepalend is voor de wijze waarop zij naar migrantengroepen kijken. Uit eerder onderzoek blijkt dat de betekenis die zij geven aan Nederlanderschap migrantengroepen kan in- of uitsluiten (Parekh, 2000). Wanneer een Nederlander in hun ogen bijvoorbeeld blond is, zou dit mensen met donker haar uitsluiten. Wanneer een Nederlander wordt gezien als ‘iemand met een christelijke achtergrond’, dan sluit dit bijvoorbeeld burgers met een moslimachtergrond uit.
Hieruit kan vervolgens discriminatoir gedrag ontstaan: wanneer er duidelijke criteria bestaan voor Nederlanderschap dan kunnen bevolkingsgroepen die daar niet aan (kunnen) voldoen, worden gezien (en behandeld) als minderwaardig. Wanneer de criteria voor Nederlanderschap gebaseerd zijn op kenmerken van de meerderheid (‘autochtonen’) zal het moeilijk zijn voor migrantengroepen hieraan te voldoen (Mummenday, Wenzel, Waldzus, 2007).
‘Autochtoon-zijn’ is de norm
Uit de gesprekken blijkt dat de geïnterviewde Drenten een onderscheid maken tussen ‘autochtonen’ en burgers met een migratieachtergrond. Daarbij worden migrantengroepen bestempeld als ‘anders’ en lijkt ‘autochtoon-zijn’ de norm. Het lijkt er dus op dat ‘Nederlands-zijn’ betekent ‘autochtoon-zijn’, hoewel het de vraag is in hoeverre mensen zich hiervan bewust zijn. Daarbij noemen respondenten ten aanzien van het Nederlanderschap van migrantengroepen verschillende voorwaarden. Burgers met een migrantenachtergrond moeten loyaal zijn aan Nederland, participeren en zich welwillend gedragen. Hoewel dit ook van ‘autochtone’ burgers wordt verlangd, kan de vraag worden gesteld in hoeverre hun Nederlanderschap hiervan af hangt. Tevens wordt, ondanks het feit dat culturele diversiteit vaak als verrijkend wordt gezien, vaak genoemd dat migrantengroepen zich moeten aanpassen. Autochtone Nederlanders lijken meer bepalend te mogen zijn dan burgers met een migrantenachtergrond, vanwege het feit dat ‘zij hier al waren’. Angst en onbegrip spelen hierbij een belangrijke rol. Dit is bijvoorbeeld te herkennen aan de link die wordt gelegd tussen het dragen van een hoofddoek en het idee dat moslims hun geloof zouden willen opdringen. Ook geven respondenten het expliciet aan: angst en onbegrip zouden er volgens hen toe leiden dat migrantengroepen niet worden gezien als Nederlanders. In hun ogen zou het nodig zijn elkaar beter te leren kennen om wederzijdse acceptatie en begrip te vergroten.
Nederlanderschap kwetsbaar
Angst en onbegrip lijken een rol te spelen bij de wijze waarop ‘autochtone’ Drenten naar migrantengroepen en het Nederlanderschap van migrantengroepen kijken. Geconcludeerd kan worden dat het Nederlanderschap van burgers met een migrantenachtergrond kwetsbaar is. Enerzijds zouden zij aan de genoemde ‘voorwaarden’ moeten voldoen, anderzijds blijven zij gezien als ‘anders’. Daarbij kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij gelijkwaardigheid.
Media en politiek belangrijke rol in meningsvorming
Het feit dat dit onderzoek in Drenthe heeft plaatsgevonden is interessant vanwege het feit dat er in de provincie relatief weinig burgers met een migratieachtergrond wonen (Duin, Jong & Broekman, 2006). Dit betekent dat de respondenten, in tegenstelling tot andere onderzoeken die voornamelijk in de Randstad hebben plaatsgevonden, weinig persoonlijke ervaringen hebben om hun meningen op te baseren en dat deze meningen mogelijk op basis zijn van hetgeen respondenten horen in de media en politiek. Hoogleraar Willem Schinkel (2008) stelt dat de wijze waarop er in de politiek wordt gesproken over integratie invloed heeft op de manier waarop de sociale werkelijkheid wordt gezien en dat dit een scheiding creëert tussen ‘autochtone’ burgers en burgers met een migrantenachtergrond. Dit lijkt zichtbaar in dit onderzoek. In het perspectief van de huidige onrust die wordt ervaren, ligt er om deze reden een belangrijke rol voor media en politiek.
Bronnen:
Duin, C. van, Jong, A. de, & Broekman, R. (2006). Regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005-2025 (Ruimtelijk Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek). Den Haag: CBS
Molenhuis, L. (2016). Toegeschreven Nederlanderschap van migrantengroepen door autochtone burgers in een niet-stedelijke en weinig diverse context. Via: http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/338679
Parekh, B. C. (2000). Rethinking multiculturalism: Cultural diversity and political theory. Basingstoke, Hampshire: Macmillan
Schinkel, W. (2008). Schaf het integratiebeleid: Spreken over integratie is een vorm van sociale hypochondrie. Tijdschrift voor sociale vraagstukken, 4, 7-11
Wenzel, M., Mummendey, A. & Waldzus, S. (2007). Superordinate identities and intergroup conflict: The ingroup projection model. European Review of Social Psychology, 18(1), 331-372.
Meer informatie:
Lianne Molenhuis
lmolenhuis@gmail.com
net afgestudeerd in een master gericht op sociaal beleid, beschikbaar voor een startersfunctie.