Deel dit bericht.
“Het recht hebben om mee te doen, mee te denken, mee te beslissen. Dát is de essentie van democratie. ”
Drieluik Noordelijke dag voor de Democratie
10 december 2018
Op 16 november, de Noordelijke Dag van de Lokale Democratie, organiseerden de gemeente Groningen, de Provincie Groningen en CMO STAMM drie lezingen met het thema ‘Bouwen aan de democratie’. Centraal stond de ontstaansgeschiedenis van onze democratie en de nieuwe vormen van democratie die aansluiten bij ontwikkelingen in onze samenleving. Tijdens de succesvolle en druk bezochte bijeenkomst lieten deelnemers zich inspireren door prof. Remieg Aerts (hoogleraar UvA en auteur van de biografie ‘Thorbecke wil het’), Joop Hofman (participatie-expert bij Rode Wouw) en Marije van den Berg (adviseur bij Democratie in Uitvoering). De commissaris van de koning Rene Paas leidde de ochtend in en de stadsdichter Lilian sloot de bijeenkomst af met een gedicht.
Regie en beslissen
Het recht hebben om mee te doen, mee te denken, mee te beslissen. Dát is de essentie van democratie. Nederland is bij uitstek een democratisch land. Maar ook een democratie met de nodige uitdagingen. Mensen willen steeds meer zelf de regie nemen over hun eigen leefomgeving. En steeds meer mensen keren de politiek en het bestuur de rug toe. Hoe werken we aan een vitale lokale democratie in het Noorden? Dat is de opgave voor de komende jaren. De drie lezingen gaven een impuls aan het gesprek hierover.
Remieg Aerts, De grondwet van Thorbecke
Of Thorbecke het eens zou zijn geweest met de politiek van nu valt zeer te betwijfelen. Zijn biograaf Remieg Aerts vertelt over de intellectuele reus én onbuigzame vechtersbaas, Thorbecke.
Thorbecke kreeg in 1848 de opdracht van Willem II om een Grondwet te schrijven. Die Grondwet staat nog altijd in grote lijnen overeind en dat is een enorme prestatie. Helderheid en ordening, dat was het idee. En natuurlijk een einde aan de standenstaat. Dus ministeriële verantwoordelijkheid, direct kiesrecht en gelijkheid voor de wet. In de optiek van Thorbecke moest de Grondwet een inspiratiebron zijn, evenzeer samenbindend als juridisch bindend. Volgens Remieg Aerts was Thorbecke geen voorstander van de toetsing van wetten aan de Grondwet waarover de laatste jaren een en ander te doen is geweest.
Zijn Grondwet stond niet op zichzelf maar was onderdeel van een straf moderniseringsprogramma. Na 1850 was Thorbecke op en af tot zijn dood in 1872 minister. Hij ontwierp nieuwe omgangsvormen in de Tweede Kamer, vernieuwde het openbaar bestuur, het onderwijs, en de infrastructuur. Thorbecke wees zelf aan waar het spoor moest komen, inclusief de plaats van het Centraal Station in het IJ. Hij besloot over het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg. Maar ook over de gelijkberechtiging van de katholieken. Ook die vloeide voort uit de Grondwet, waarin de staatsburgers godsdienstvrijheid kregen en tegelijk de kerken aan de publieke macht ondergeschikt werden gemaakt.
De onvermijdelijke vraag is hoe Thorbecke tegen het Nederland van nu zou aankijken. “Hij zou er niet veel van begrijpen”, is het antwoord van Remieg Aerts. “Ik denk dat hij er met zijn temperament weinig goede woorden voor over zou hebben. Zijn politieke denken stond in het teken van de heldere scheiding tussen wat publiek was en privaat. Juist op dat vlak is het beeld de laatste jaren troebel geworden. Eerst werden overheidstaken geprivatiseerd en nu zelfs allerlei besluitvorming. De akkoordenziekte die nu vanuit het Torentje wordt aangemoedigd, zou Thorbecke met afgrijzen hebben vervuld.”
Joop Hofman, de theorie van het doen (zandbakmanagement?)
Burgerregie of zelforganiserend vermogen van inwoners. Hoe dan, hoe moeten we dan samen werken? Volgens Joop Hofman is het ‘hoe’ verrassend eenvoudig: gewoon samen een beetje gelijkwaardig dingen doen en dan praten, zoals vroeger in de zandbak. Maar eenvoudige dingen maken misschien geen indruk na een doorwrocht verhaal over tijdperken van transities. Het moet gaan over rolvastheid, sturingsvariabelen, kritieke prestatie indicatoren en dergelijke. Toch is de zandbak een goede metafoor: een herinnering en plaatje die iedereen zelf meegemaakt heeft. En met een terugkijkend besef dat we gewoon, omdat we ergens naar verlangden, met bekenden en onbekenden samen werkten.
En opeens werd spelen in de zandbak, zandbakmanagement. Zandbakmanagement gaat over het spel van samenwerken tussen gemeente en burgers bij initiatieven van bewoners in hun wijk, dorp of netwerk.
Er zijn volgens Joop Hofman een heleboel redenen voor zandbakmanagement. Grote ingrepen werken niet (meer) en kunnen ook niet meer. Zo staan er nu heel wat buurthuizen of zogenaamde MFA’s (Multi Functionele Accommodaties) half leeg. Grote ingrepen zorgen voor vervreemding bij burgers. Het zijn niet hun oplossingen. Kleine, dichtbije oplossingen lijken wel te werken, maar hebben het nadeel dat ze niet sexy zijn. Ze werken voor inwoners, maar werken ze ook voor het CV van bestuurders en projectleiders? Een grotere rol in de uitvoering voor burgers vraagt om meer ruimte in het organiseren van oplossingen door burgers. De ‘regelende’ taken die eerst exclusief bij de overheid lagen, moeten steeds meer bij de oplossende mensen terecht komen. Dichtbije oplossingen maken dat iedereen projectontwikkelaar kan zijn op zijn eigen schaal en daarmee ontwikkelcapaciteit kan inzetten zonder afhankelijk te zijn van grote afspraken. Een bewoner die geveltuintjes aanlegt vormt een gelijkwaardige parel in de keten met de projectontwikkelaar die een zorgcentrum met appartementen bouwt. Het is een manier van werken die de intelligentie, creativiteit en de initiatiefkracht van bewoners en professional vol benut.
Het is geen visie of keuze voor overheden om op deze manier te gaan werken, aldus Joop Hofman. De samenleving is deze weg al ingeslagen, een overheid heeft alleen keuze om zich er toe te verhouden. Samengevat is zandbakmanagement: verlangen, doen, beginnen aan de goede kant, met zijn allen en vanuit lokale logica.
Marije van den Berg (de centrale overheid als spelregelmaker)
Marije houdt een pleidooi voor de centrale overheid als spelregelmaker. Het is belangrijk dat er overall kaders zijn, anders gaan we terug naar het feodale stelsel.
Wat ons burgergedrag in het publieke domein drijft, ís heel erg grillig. Liefde, ergernis, enthousiasme, aardige mensen, een akelig probleem, opkomende verveling. Wat ons mensen drijft, verschilt bovendien van dag tot dag, van uur tot uur. Beleidsmaker kunnen daar tureluurs van worden en grijpen naar middelen om orde in de chaos te brengen. En dan krijg je zelfsturingsbeleid. Het is goed dat een gemeente nadenkt over hoe zij zich tot de gemeenschap verhoudt, maar de verhoudingen moeten wel netjes blijven. Burgers zijn prima in staat om over het eigen gedrag te oordelen. Inwoners zien daarbij de instituties niet als doel, maar als middel om de kwaliteit van het gezamenlijke leven te verbeteren. En inwoners zijn best bereid om een deel van dat leven te wijden aan de instituties door middel van belasting betalen, stem uitbrengen, raadslid zijn, maar ook: door actieve participatie in beleidsprocessen en zo nu en dan de geheel zelfsturend de publieke zaak actief dienen met onze buren.
De staat moet de neiging bedwingen om voor burgers te bepalen wat goed burgerschap is en wanneer wij burgers ‘toe zijn aan zelfsturing’. Burgers bepalen zelf wel waar ze het samen doen met elkaar. Wij burgers kunnen onderling namelijk prima omgaan met onze grilligheid. En met ons algemeen belang. Tegelijkertijd hebben burgers er wel, zelfsturend als we zijn, voor gekozen zo’n beetje ons hele burgerschap over te laten aan de staat.
We staan voor de uitdaging onze democratie te revitaliseren. Kijk je door de Democratische bril dan zie je een aantal knoppen om aan te draaien om een proces ‘democratischer’ te maken. Naarmate je aan die waarden meer recht doet, mag je een vorm of proces democratischer noemen. Met die bril op, kijk je met de volgende criteria (die niet uitputtend zijn):
- Inclusie: Is deze vorm zo toegankelijk mogelijk voor betrokkenen? Wordt er in het meerderheidsbesluit rekening gehouden met de minderheid? Kunnen we er allemaal mee leven wat er gebeurt?
- Deliberatie: Is deze manier van gesprek, discussie en besluitvorming goed? Hebben we het over hetzelfde? Ztten we met elkaar op hetzelfde informatieniveau?
- Transparantie: Is het transparant wie, wanneer, waar en hoe over spreekt en besluit? Wie er aan welke tafel kruipt om invloed uit te oefenen?
- Efficiency: Hoeveel geld, tijd en energie vraagt het? zijn we zuinig met belastinggeld en met de tijd van inwoners en ambtenaren? En ook: doen we niet meer dan nodig?
- Democratische vaardigheden: Is de toerusting van de deelnemers op orde? Is iedereen voldoende in staat om mee te doen, verantwoordelijkheid te dragen voor het gezamenlijke besluit en de uitvoering ervan? Wat moeten we daarvoor doen of laten?
- Zeggenschap: Zijn de checks & balances op orde (macht en tegenmacht), (hoe) gaat verantwoordelijkheid samen met zeggenschap? Wie bepaalt de agenda? Wie hakt een knoop door of kan de stekker eruit trekken?
Wij burgers smachten naar politici die zich als volksvertegenwoordiger en dus met een beetje gezond wantrouwen met de staat bemoeien – en met alle publieke instituties die we met elkaar naast en rond die staat gebakken hebben! Van schoolbestuurderskoepel tot ziekenhuis, van subsidie-uitdeler tot woningcorporatie, van NS tot gemeente, van ministerie tot wijkorgaan. Naast burgers gaan staan, daarmee de publieke sfeer meteen al verstevigend, en dan — het grote werk — aan de slag. Orden en verhelder instituties. Maak ze beter beïnvloedbaar voor loslopende burgers. Maak ze voorspelbaar. En maak ze democratischer. Dan regelen wij het verder wel met onze buurvrouwen. En dat mag je dan best zelfsturing noemen.
Deel dit bericht.
Meer informatie.
- Hermien Maarsingh
- h.maarsingh@cmostamm.nl
- 06 460 783 33