De uitkomsten van het onderzoek 50 stemmen van mensen in armoede of schulden zijn herkenbaar, zowel de positieve als de negatieve punten. Dat blijkt uit gesprekken met zes professionals[1] die werkzaam zijn op het gebied van armoede of schulden. Zij hebben op verzoek van Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe hun reactie gegeven op het onderzoeksrapport. Hieronder zijn de hoofdpunten uit de reacties verwoord.
In het onderzoek ’50 stemmen van mensen in armoede of schulden’ kwam naar voren dat cliënten soms het gevoel hebben wantrouwend en neerbuigend te worden behandeld. Twee van de professionals vinden dat de huidige wet- en regelgeving dit in de hand werkt. De beleidsmedewerker minimabeleid noemt dat mede door de fraudewet cliënten worden bejegend als potentiële fraudeurs. De directeur van een re-integratie- en uitkeringsorganisatie zegt dat de ongelijkwaardige machtsverhouding tussen medewerkers en klanten ontwrichtend kan werken op het vertrouwen van de cliënt: “Ik mag bijvoorbeeld namens het college van B&W allerlei besluiten nemen. Ik kan dus besluiten of iemand een uitkering krijgt of niet, net zoals ik uitkeringen mag terugvorderen als iemand de inlichtingenplicht geschonden heeft. Ik heb dus veel macht over iemands leven. Cliënten weten dat, je kunt ze maken of breken.”
Meerdere professionals herkennen dat de ruimte binnen de regelgeving in de praktijk niet optimaal wordt benut om tot goede oplossingen te komen. Een reden is dat medewerkers van instanties zich niet altijd veilig genoeg voelen om dit te doen. De eerder aangehaalde directeur licht het als volgt toe: “Zodra je maatwerk wil leveren, moet je de regels goed kennen, weten wanneer je kunt afwijken en dat goed onderbouwen. Dat is blijkbaar lastig. Wij proberen het te promoten door te werken met een omgekeerde toets en de dingen anders te benaderen. Maar ik merk dat medewerkers zich veiliger voelen als ze keurig de regeltjes toepassen.”
Veel van de mensen die door Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe zijn bevraagd, zeggen dat het afhangt van de toevallige contactpersoon bij een instantie wat voor hulp ze krijgen. In de reacties van de professionals hierop komt naar voren dat organisaties het belangrijk vinden om hun individuele werknemers de ruimte te geven om het werk naar eigen normen en waarden uit te voeren. Zolang de uitkomst voor de cliënt maar hetzelfde is. De weg naar het einddoel kan daardoor afhangen van de individuele aanpak van een medewerker. De medewerker van een kredietbank verwoordt het als volgt: “Elke schuldhulpverlener heeft persoonlijke opvattingen en werkt weer anders. Je kunt niet afdwingen dat iedereen op precies dezelfde manier werkt.” Veel cliënten vinden het prettig om bij een instantie een vaste contactpersoon te hebben. De reagerende professionals herkennen dit, maar geven aan dat dit in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is. Het hoofd frontoffice omschrijft dit als volgt: “Elke klant een vaste contactpersoon is een discussie die al heel lang bij ons speelt, wel of niet? Dat zijn zaken die ook te maken hebben met geld. Als je kijkt naar wat de klant wenst, zou dat ook ons ideaal zijn, maar we zitten met bepaalde beperkingen.” Verder geven de professionals aan dat je als werkgever niet in de hand hebt wat er met je werknemers gebeurt. Werknemers kunnen bijvoorbeeld plotseling ziek worden, of ontslag nemen.
Verder komt in de reacties van de professionals naar voren dat verwachtingen van instanties en cliënten inderdaad niet altijd goed op elkaar zijn afgestemd. Hierin zien zij zeker een verbeterpunt voor zichzelf. Een adviseur van een uitvoeringsorganisatie geeft bijvoorbeeld aan dat men van zijn organisatie vaak hetzelfde verwacht als van een gemeente. Ten onrechte: “Wat je echt goed moet onthouden in het verhaal is dat wij geen gemeente zijn. In veel situaties kunnen wij minder hulp bieden dan een gemeente kan, omdat het gewoon niet zo in de regelgeving staat. Bij een gemeente zit meer ruimte, bij ons niet.” Het hoofd frontoffice erkent dat de afstemming van verwachtingen tussen cliënt en instantie beter kan en verwoordt dit als volgt: “Mensen willen serieus genomen worden en je moet duidelijk laten weten wat niet kan. Als je een klant niet meegeeft wat niet kan, dan kan de klant denken dat je niks voor hem/haar doet.”
Vrijwel alle professionals noemen dat ze de bespreekpunten ook zien als ontwikkelpunten binnen de dienstverlening. Eén van hen vraagt zich af of de punten uit het rapport wel uitvoerbaar zijn, bijvoorbeeld ‘elke cliënt een eigen contactpersoon’. De professionals benoemen zelf ook een aantal punten die ze van belang vinden. Zo zegt de beleidsmedewerker: “Wat ik heel belangrijk vind is bejegening, consulenten hebben tegenwoordig bijvoorbeeld veel te maken met agressie. Dan denk ik ‘kijk met zijn allen eens naar de bejegening, want agressie komt vaak wel ergens vandaan.’ Daarnaast is goede aansturing is belangrijk. Je kunt het beleid nog zo goed neerzetten, zonder goede aansturing op de uitvoering komt het niet voor elkaar.”
Verder beaamt de directeur van de re-integratie- en uitkeringsorganisatie het belang van het signaleren van achterliggende problemen: “Je moet een beetje een antenne hebben voor mensen die misschien nog ergere problemen hebben. Mensen melden zich vaak ook pas laat, pas als ze al een doos vol dichte enveloppen hebben.” Verder benoemt deze professional: “Het belangrijkste instrument wat we kunnen inzetten is liefde en aandacht.”
Daarnaast zou het voorkomen van schulden meer aandacht moeten krijgen. De adviseur van de uitvoeringsinstantie licht dit als volgt toe: “Ik vind dat de overheid zich bezig moet houden met de invulling van het schuldenlandschap. Verbied bijvoorbeeld achteraf betalen. Schulden maken gaat nu te gemakkelijk.”
Een aantal van de professionals zijn binnen hun organisatie al bezig om de dienstverlening te verbeteren. De medewerkers van de afdeling inkomen van een sociale dienst vertellen dat ze een aanpak rondom het versnipperde aanbod voor klanten aan het bedenken zijn. Eén van hen licht toe: “Bijvoorbeeld door een team op te richten dat mensen met complexe problemen helpt. Daarnaast zitten wij in een werkteam om de dienstverlening te verbeteren, en nemen dit rapport [50 stemmen van mensen in armoede of schulden] mee. Alles wat erin staat klopt, maar heeft tijd nodig om te veranderen.”
Zoals eerder genoemd zijn ze bij het re-integratiebedrijf dat we gesproken hebben bezig om de omgekeerde toets te promoten. Om zo de medewerkers te stimuleren de ruimte binnen de wet- en regelgeving te benutten. Daarnaast ontwikkelen ze een centrum voor praktijkleren: “Wij hebben nu een plan om een centrum voor praktijkleren te openen, in samen werking met de scholen. Voor mensen die op school niet goed kunnen leren, maar wel in de praktijk iets kunnen leren. Wij denken dat er een grote doelgroep voor is. We hebben dit al gedaan met een klein groepje, en daaruit blijkt dat ook veel statushouders er gebruik van maken.”
Verder noemt de medewerker van de kredietbank dat ze onderzoek doen naar een omgekeerde hulpwijzer. Met als doel het voor de professionals gemakkelijker te maken om aanvullende informatie te geven. “Wij zijn aan het onderzoeken of we een omgekeerde hulpwijzer kunnen maken. Waarbij hulpverlener kenmerken intoetst van de cliënt (bv man, twee kinderen) en meteen ziet waar deze recht op heeft. Zodat je als hulpverlener dit gemakkelijker kunt aanbieden.”
Tijdens de bijeenkomst (Nog) betere dienstverlening bij armoede en schulden op dinsdag 26 februari 2020 van 13.30-16.30 gaan we dieper in op de reacties van de instanties.
[1] Het betrof: een gemeentelijk beleidsmedewerker, een consulent inkomen, een hoofd frontoffice, een preventiemedewerker bij een kredietbank, een adviseur bij een uitvoeringsinstelling en een directeur bij een re-integratie- en uitkeringsorganisatie.
Mensen in armoede of schulden krijgen in veel gevallen niet de hulp die ze graag zouden willen. De dienstverlening is vaak sterk gericht op de korte termijn en het contact tussen cliënten en instanties als het UWV, sociale diensten en bewindvoerders verloopt nogal eens moeizaam. Vooral mensen die vanuit een uitkering (weer) betaald aan de slag willen, ervaren dikwijls weinig steun en medewerking. Dit komt naar voren uit onderzoek van Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe, waarin 50 mensen in armoede of schulden uitgebreid zijn geïnterviewd over hun ervaringen.
Mensen met (te) weinig geld kampen vaak met stress. Zij verlangen naar meer ruimte in hun budget en rust in hun bestaan. Veel dienstverlening voor mensen in armoede of schulden is daarop gericht: oplossen van financiële problemen, toekennen van een uitkering en aanvullen van het inkomen met gratis voedsel, kleding en dergelijke. Mensen die hun situatie blijvend willen veranderen, krijgen naar eigen zeggen vaak onvoldoende hulp daarbij. Zo wordt er weinig gedaan om terugval na een schuldsanering te voorkomen en wordt het volgen van een opleiding nogal eens ontmoedigd of onmogelijk gemaakt. Ook komt het voor dat mensen tegen hun zin zijn vrijgesteld van solliciteren en re-integreren. Zoals de afbeelding laat zien: het is gemakkelijk om in armoede of schulden terecht te komen, maar wie weer uit die situatie wil geraken moet veel obstakels overwinnen.
Mensen die van hun uitkeringsinstantie of kredietbank moeten solliciteren, vinden lang niet allemaal dat die verplichting hen helpt om hun situatie te verbeteren. Sommigen willen graag aan het werk, maar geven zichzelf geen kans vanwege opleiding of leeftijd. Zij hebben behoefte aan stimulerende maatregelen die veel beter bij hun omstandigheden aansluiten, zoals het volgen van scholing. Er zijn ook mensen met een sollicitatieplicht bij wie de eigen gezondheid of gezinssituatie het accepteren van werk in de weg staat. Deze mensen verschillen dus van inzicht met hun uitkeringsinstantie, die vindt dat ze wél aan het werk kunnen. Tenslotte zijn er mensen met een parttime baan, die tevreden zijn met hun werk, maar toch een sollicitatieplicht hebben. Vaak solliciteren al deze mensen wel, maar zonder echte motivatie. Ze ervaren het als verspilde moeite en bron van frustratie. Uit verhalen van de deelnemers aan het onderzoek blijkt dat instanties de maatregel ‘sollicitatieplicht’ nogal willekeurig hanteren. Het hangt sterk van de individuele medewerker af of een cliënt een sollicitatieplicht krijgt opgelegd, hoe vaak hij dan moet solliciteren en hoe er wordt gecontroleerd. Verandert de contactpersoon, dan krijgt de cliënt wellicht te maken met heel andere voorwaarden en een totaal andere benadering.
Een vertrouwensrelatie tussen de cliënt en de instanties die hem of haar ondersteunen is van belang om samen te kunnen werken aan een beter toekomstperspectief. Maar zo’n relatie is in de praktijk geen vanzelfsprekendheid. Vooral bij sociale diensten hebben cliënten er last van dat ze wisselende contactpersonen hebben, dat ze soms neerbuigend worden behandeld en onvoldoende informatie krijgen. Opmerkelijk is dat vrijwilligers die mensen in armoede of schulden bijstaan er wel in slagen een goede werkrelatie met hen op te bouwen. Ook als het gaat om doorverwijzing naar andere instanties die mogelijk hulp kunnen bieden, doen vrijwilligers het gemiddeld een stuk beter dan professionals. Overigens geldt voor instanties als het UWV, sociale diensten en de Belastingdienst dat zij ook cliënten hebben die juist heel tevreden zijn over de dienstverlening.
De vijftig deelnemers aan het onderzoek krijgen gemiddeld hulp van zes verschillende instanties. Eén van hen had het afgelopen jaar zestien verschillende hulp- en dienstverleners en was daarmee de topscorer. Op de vraag ‘hoe werken die instanties samen?’ antwoordde werkelijk iedereen in het onderzoek: ‘Ze werken niet samen.’ Een deel van de mensen vindt dat prima: elke instantie heeft immers haar eigen werkterrein en bijbehorende deskundigheid. Maar er zijn ook mensen die het graag anders zien. Sommigen hebben er echt last van dat de regels en voorwaarden van verschillende instanties niet onderling zijn afgestemd. Een voorbeeld hiervan vormt een alleenstaande moeder met een koophuis, die leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering onder bijstandsniveau. Ze komt niet in aanmerking voor bijstand en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen (want teveel vermogen in het huis), niet voor een corporatiewoning (want te laag inkomen) en niet meer voor de voedselbank (want situatie duurt al meer dan drie jaar). Elke instantie kijkt vanuit zijn eigen taak en opdracht naar mensen in armoede of schulden. Geen enkele instantie heeft zicht op het totaalplaatje.
Het onderzoek van Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe was erop gericht om van mensen in armoede of schulden zelf te horen hoe ze de voor hen bedoelde dienstverlening ervaren en welke verbeterpunten ze zien. Belangrijke vragen waren of de hulp biedt wat zij nodig hebben en aansluit bij hun mogelijkheden. Het onderzoek heeft laten zien dat veel mensen hulp van een uitkeringsorganisatie, kredietbank, bewindvoerder, voedselbank of andere dienstverlener echt nodig hebben om hun leven op de rit te houden of te krijgen en dat ze blij zijn dat die hulp beschikbaar is. Maar de manier waarop de hulp wordt verleend is nadrukkelijk voor verbetering vatbaar. De onderzoekers concluderen dat de dienstverlening op het gebied van armoede en schulden meer toekomstgericht zou moeten zijn en minder versnipperd. Ook noemen ze ‘investeren in de relatie met cliënten’ en ‘voorkomen dat mensen in (ergere) financiële problemen komen’ als belangrijke verbeterpunten. Los van elkaar kunnen instanties dat alles niet realiseren. Meer samenwerking is daarom geboden.
Koningin Máxima was woensdag 30 oktober 2019 aanwezig bij de lancering van de Nederlandse Schuldhulproute. Nederlandse Schuldhulproute staat voor één route voor het begeleiden van mensen om problematische schulden te voorkomen.
Nederland telt zo’n 1,4 miljoen huishoudens met risicovolle of problematische schulden. Dergelijke schulden brengen hoge maatschappelijke kosten met zich mee en veroorzaken veel persoonlijk leed. De Schuldhulproute is een publiek-private samenwerking tussen SchuldenlabNL, Geldfit.nl, fiKks, Moedige Dialoog en de Nederlandse Vereniging van Banken. Het bedrijfsleven, overheid en schuldhulporganisaties werken in een landelijke infrastructuur samen om mensen schuldenzorgvrij te maken door hen grip te laten krijgen op hun financiële en persoonlijke situatie. Partners zijn bedrijven, die (beginnende) betalingsproblemen bij klanten signaleren en hen toeleiden naar de Nederlandse Schuldhulproute.
Ook gemeenten kunnen als partner met hun lokale aanpak van de schuldenproblematiek aansluiten op de Nederlandse Schuldhulproute en inwoners met schuldzorgen helpen. Hoe? Bekijk de video.
De Nederlandse Schuldhulproute is de opschaling van een succesvolle pilot uit 2019, waarin vier banken (ABN AMRO, ING, Rabobank en Volksbank) samenwerkten met partners uit het schuldendomein in vijf gemeenten. De resultaten van de pilot waren veelbelovend. Zo is bewezen dat (beginnende) schulden in een vroeg stadium kunnen worden gesignaleerd. En dat mensen bereikt én geactiveerd worden. En dat er passende hulp beschikbaar is.
Sinds oktober 2019 is de gemeente Hoogeveen aangesloten bij de Nederlandse Schuldhulproute vanuit het Platform Financiële Redzaamheid. Ook in de gemeente Groningen wordt momenteel gekeken naar mogelijke deelname aan de Nederlandse Schuldhulproute. Woningbouwcorporatie Lefier, Humanitas en het Waterbedrijf Groningen hebben daarbij al aangegeven mee te willen doen.
Door deelname van nog meer gemeenten en bedrijven die te maken hebben met betalingsachterstanden, zoals (zorg)verzekeraars, banken, telecombedrijven, woningcorporaties en energiebedrijven bereiken we meer impact, verminderen we de versnippering van de schuldhulp en krijgen we meer inzicht in de impact van wat wel en niet werkt bij het terugdringen van de schuldenproblematiek in Nederland. Doe jij ook mee?
Gemeenten, organisaties, bedrijven en vakbonden moeten gaan samenwerken om het vraagstuk ‘werkenden in armoede’ aan te pakken. Dit is de conclusie van de CMO STAMM Academie ‘aan het werk en toch arm?!’, die plaatsvond op dinsdagmiddag 15 oktober 2019.
CMO STAMM presenteerde feiten, cijfers en ervaringen. Zowel in Groningen als in Drenthe daalde het aandeel huishoudens met een laag inkomen tussen 2014 en 2017 (respectievelijk, van 4,6% naar 4% en van 3,6% naar 2,8%). In Groningen bevinden de meeste werkende armen zich in de gemeenten Stad, de Marne en Eemsmond. Voor Drenthe zijn dit de gemeenten Westerveld, Aa en Hunze en Assen. Op de stedelijke gemeenten na is dit een ander beeld dan voor de totale groep armen. Daarnaast belichtte Marian vooral ook de kant van de ervaringsdeskundigen zelf. “Het is schrijnend dat je kan en mag werken voor je geld en dat je er dan achter komt dat het niet genoeg is.”
Ron Steenkuijl, directeur Corporate Affairs van ADG dienstengroep, gaf een presentatie over de activiteiten van de stichting Helden van de Wil. De stichting Helden van de Wil zoekt de samenwerking op tussen het bedrijfsleven en de overheid om armoede aan te pakken: “Voor gemeenten is het niet makkelijk om een zaal vol te krijgen met ondernemers, bedrijven kennen die wereld goed en kunnen daarbij helpen.” Vanuit deze stichting is de app fiKks ontwikkeld. FiKks is een laagdrempelige manier voor mensen met financiële problemen om hulp te zoeken. Daarnaast is Geldfit ontwikkeld om de versnippering in de schuldhulpverlening tegen te gaan. Geldfit.nl is een scan- en wegwijzer; de website waar een bezoeker zijn of haar financiële situatie kan vaststellen. Dat gebeurt door middel van het afnemen van een eenvoudige anonieme online test.
Het programma werd afgesloten met de kijk van CNV op het thema door Bernard Zijlstra (bestuurder CNV vakmensen). Bernard geeft aan het probleem bespreekbaar te willen maken met de leden, maar ook met werkgevers. Door de leden te informeren naar mogelijkheden, als bijvoorbeeld fiKks, en door werkgevers scherp te houden op het aanbieden van goede arbeidsvoorwaarden. Eerst was de samenwerking een driehoek (gemeenten, organisaties, bedrijven), maar het is ook belangrijk om vakbonden te betrekken.
Conclusie van de middag is dat de vierhoek gemeenten, hulporganisaties, bedrijven en vakbonden meer moeten samenwerken om dit vraagstuk aan te pakken. Voor gemeenten is het bijvoorbeeld moeilijk om werkenden te bereiken. Het bedrijfsleven kan hierbij helpen. Daarnaast zijn bedrijven een belangrijke partner in het vroeg signaleren van financiële problemen, niet alleen van hun eigen werknemers, maar ook als bedrijf dat een dienst verkoopt (bijvoorbeeld telefoonmaatschappij). Hulporganisaties zijn er om mensen met financiële problemen te helpen. Zij kunnen een verbeterslag maken door veel beter aan te sluiten bij de signalen van werkgevers. De vakbonden kunnen een rol spelen in het doorverwijzen, zij kunnen de drempel om hulp te zoeken bij problemen verlagen.
Naar aanleiding van deze CMO STAMM Academie maken we een stappenplan voor werkgevers met werknemers met financiële problemen. Doel is om samen met alle betrokken partijen een stappenplan te creëren die in elk bedrijf kan worden geïmplementeerd.
Mantelzorg, vrijwillige zorg en respijtzorg zijn belangrijke pijlers in het sociale domein. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het optimaal vormgeven van mantelzorgondersteuning (Wmo-beleid). Nog te vaak is respijtzorg het laatste redmiddel, maar de gemeente Westerkwartier kiest voor een andere aanpak! Samen met mantelzorgers, (zorg)vrijwilligers, (zorg)professionals en beleidsmakers gaan zij op zoek naar de vraag achter de vraag van mantelzorgers. Met als doel om de vraag en aanbod van respijtzorg (nog) beter op elkaar af te stemmen.
Begin 2019 meldde de gemeente zich enthousiast aan voor de ontwikkeling van vroegtijdige vormen van respijtzorg. CMO STAMM riep toen regio’s op om vormen van tijdig en doordachte respijtzorg te ontwikkelen. De gemeente Westerkwartier bestaat sinds 1 januari 2019 en telt zo’n 16.550 mantelzorgers (Voor elkaar?, Sociaal Cultureel Planbureau 2017). De welzijnsinstelling voert het mantelzorgbeleid uit in de gemeente.
Belangrijke vragen die openstonden, waren:
In de nieuwe gemeente is ervoor gekozen om het concept positieve gezondheid als uitgangspunt te nemen in de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk beleid. Bij dit concept staat de beleving en behoefte van de mens centraal. Door het voeren van het ‘andere gesprek’ en de brede blik naar binnen krijgen mensen inzicht en grip op hun eigen beleefde gezondheid. Ook stimuleert het hen om na te denken waar hun vermogens en wensen liggen. Dit is een belangrijke voorwaarde voor passende respijtzorg.
In Nederland is er sprake van een paradox: mantelzorgers voelen een tekort aan respijtzorg, terwijl aanbieders juist een onderbenutting van hun voorzieningen ervaren. In het Westerkwartier is dat niet anders: er wordt weinig gebruik gemaakt van kortdurend verblijf (maatwerkvoorziening in de Wmo). De gemeente wilde weten wat hiervan de reden is en wat de wensen en behoeften van mantelzorgers zijn.
Mantelzorger word je niet, het overkomt je. Omdat je partner, kind, buurtgenoot of iemand anders waarvan je houdt ineens zorg nodig heeft. Op 7 november 2019 kwamen ruim 70 mensen naar De Postwagen in Tolbert. Al snel bleek dat vrijwel iedereen mantelzorger is, of is geweest. Van de 70 mensen hadden zich 10 als mantelzorger opgegeven, maar ook onder de (zorg)vrijwilligers en (zorg)professionals bleken vele mantelzorgers te zijn. Ook Bert Nederveen, wethouder, weet wat het betekent om een mantelzorger te zijn. De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers enorm. Waar andere gemeenten De Dag van de Mantelzorg vieren, viert men in het Westerkwartier de Week van de Mantelzorg, met elke dag activiteiten voor mantelzorgers.
Op 7 november is er flink met elkaar gedroomd over een sluitend netwerk van respijtzorg in het Westerkwartier. Opvallende feiten die nu al te noemen zijn:
Of je nu een mantelzorger, vrijwilliger of professional bent in het Westerkwartier, er is een enorme behoefte aan informatie over mogelijke vormen van ondersteuning aan mantelzorgers. Men weet deze erg moeilijk te vinden. De communicatie tussen de mantelzorger/naaste en professionals vraagt soms ook nog om versterking. Verder kwam vraagverlegenheid van een mantelzorger ook regelmatig naar voren. Hoe kun je nu tijd voor jezelf vragen als de zorg rond je partner, kind of buur niet verzekerd is? Hoe leer je loslaten zonder een schuldgevoel te hebben? En waar vind je dan hulp?
Of zoals mantelzorgers het verwoordden: “Als ik mijn arm breek. Hoe regel ik dan dat mijn zieke en afhankelijke partner niet opgenomen moet worden?” Of: “Wat gebeurt er met mijn gezin als er iets met mij gebeurt, ziek of ziekenhuis?”.
De bijeenkomst werd georganiseerd door:
CMO STAMM bundelt alle ideeën en presenteert dit aan de gemeente en de welzijnsinstelling.
In de provincies Groningen en Drenthe zijn veel verschillende organisaties en initiatieven actief. CMO STAMM ondersteunt samen met de Ideeënbank Groningen en Burgerkracht in Drenthe initiatieven en organisaties met het versterken van hun organisatiekracht. Initiatiefnemers en professionals kwamen bij het Kenniscafé Burgerkracht Groningen en Drenthe samen om van elkaar en met elkaar te leren wat er nodig is om als initiatief langdurig gezond te blijven.
Tijdens het kenniscafé op 17 oktober! vertelden Dorpscoöperatie Gasselternijveen en het initiatief Colourful het Hogeland over hun initiatieven. Deelnemers konden de initiatiefnemers vragen stellen en tips geven. Vervolgens ging de deelnemers met elkaar in gesprek en wisselden tips en goede ideeën uit om hun initiatieven en organisaties sterker te maken voor de toekomst. CMO STAMM organiseerde deze bijeenkomst in samenwerking met de Ideeënbank Groningen en Burgerkracht in Drenthe.
Het is een herkenbare vraag voor succesvolle bewonersinitiatieven, maar ook voor organisaties die al decennia lang succesvol draaien. De periode van ongekend enthousiasme, dromen en ambities en van startsubsidies is voorbij, en dan? Vraagstukken rond de doelstelling, rond duurzame financiering, het vasthouden van vrijwilligers, verantwoordelijkheden van de trekkers en verhoudingen met de omgeving gaan sterker een rol spelen. En dan is het leerzaam om te horen hoe anderen dat doen.
Dorpskracht in GasselternijveenIn Gasselternijveen bruist het van de burgerinitiatieven. Het dorp heeft zich, met succes, ingezet voor behoud van de supermarkt. Er is een dorpsenquête uitgevoerd die wensen en eigen inzet voor de toekomst in beeld bracht. De kracht van inwoners bleek een doorslaggevende factor voor het realiseren van succesvolle initiatieven. Hoe pakte Gasselternijveen dat aan? Welke tips hebben zij voor anderen en hoe zorgt het dorp ervoor dat de initiatieven duurzaam zijn? Piet Wolters, voorzitter dorpscoöperatie De Brug in Gasselternijveen, en Fenna Bolding, adviseur CMO STAMM, namen de aanwezigen mee in het verhaal van Gasselternijveen met waardevolle ervaringen, lessen en adviezen. |
Colourful het HogelandBij Stichting Colourful Het Hogeland is iedereen met buitenlandse ‘roots’ van harte welkom. Vanuit trots, talent en cultuur willen ze dat iedereen zich thuis voelt. Dat doen ze door mensen in contact te brengen met mensen, verenigingen en bedrijven die bij elkaars interesses passen. Om begrip te krijgen en van elkaar te leren. Colourful Het Hogeland organiseert het hele jaar activiteiten, zoals met elkaar muziek maken, samen koken, knutselen en sporten. Door mee te doen aan deze activiteiten, maak je snel contact met anderen. Zo voel je je al snel thuis. |
Initiatieven en organisaties zijn vaak heel goed in staat oplossingen te bedenken op vraagstukken, maar zelden delen ze deze met elkaar.
Tijdens het kenniscafé vertelden twee initiatieven hoe zij het op de langere termijn volhouden om hun doelen na te streven. Ze bespraken de drempels en uitdagingen en welke oplossingen ze hebben ontwikkeld. Dorpscoöperatie Gasselternijveen gaf aan dat het heel zinvol is om te kijken welke kosten je bespaart met je activiteiten die anders door de gemeente werden betaald. Op die manier kun je aantonen wat je initiatief eigenlijk oplevert en kun je mogelijk budget van de gemeente overnemen. Vaak kunnen bewoners heel efficiënt werken, waardoor er budget over blijft om lokaal andere dingen te verbeteren. Een andere financieringsmethode die heel succesvol kan zijn is crowdfunding. In Gasselternijveen lukte het om het dorp duizenden euro’s bij elkaar te laten brengen voor een dorpswinkel. En nu de winkel er is, voelen veel meer inwoners zich verantwoordelijk voor haar voortbestaan.
Colourful Het Hogeland vertelde dat zij heel bewust aansluiten bij bestaande initiatieven en projecten. Dat zorgt ervoor dat ze zelden als concurrent worden gezien en dat ze relatief weinig werk hebben van grote activiteiten waar veel bezoekers op af komen. Bovendien versterken ze zo bestaande activiteiten en ontwikkelen ze zelf een enorm netwerk, wat weer goed aansluit op hun eigen doelstellingen.
Andere tips die deelnemers met elkaar deelden waren:
Eén van de agendapunten het toepassen van onderzoek in initiatieven. De mini-infographic ‘Meten = weten’ geeft weer hoe onderzoek kan helpen bij het realiseren van initiatieven en projecten.
De avond werd afgesloten met de wel heel bijzondere tip om regelmatig naar het nummer Something Inside so Strong te luisteren van Labi Siffre. Vooral de zin “Just look him in his eyes and say: we’re gonna do it anyway” maakte dat de deelnemers vol nieuwe energie de deur uitgingen.
De mini-infographic ‘Meten = weten’ geeft weer hoe onderzoek kan helpen bij het realiseren van initiatieven en projecten. Deze is gemaakt n.a.v. een kenniscafé van de Ideeënbank en CMO STAMM
CMO STAMM deed onderzoek naar kinderen in armoede in de Veenkoloniën. Eén van de conclusies is dat bijna de helft (47.9%) van de jonge eenoudergezinnen met minderjarige kinderen onder de lage inkomensgrens zit. Dat betekent dus simpelweg te weinig geld.
Was er over de jaren 2014-2016 nog een daling te zien van kinderen die tenminste 1 jaar in gezinnen opgroeiden met een inkomen behorend tot de lage inkomensgrens, in 2017 nam dit aantal weer toe. Bekijk je de groep die vier jaar of langer tot de lage inkomensgrens behoort, dan blijft het aantal vrijwel stabiel. Maar we hebben het wel over zo’n 2.500 kinderen in deze regio. De meeste van hen wonen in de bovenste helft van de Veenkoloniën.
Lees hier meer over in de Nieuwsflits Alliantie van Kracht – oktober 2019.
Trots presenteren we onze nieuwe leden en voorzitter van de Raad van Toezicht.
Voorzitter Victor Verrijp, directeur-bestuurder UMCG Ambulancezorg: “Van Inzicht naar Impact: de Raad van Toezicht is dienstbaar aan deze ambitie van CMO STAMM. En dat doen we op gepaste afstand, in goed contact met de directeur-bestuurder en vooral met veel plezier. Want de wijze waarop CMO STAMM anticipeert op de maatschappelijke veranderingen in Groningen en Drenthe, en de rol die het zo vervult voor de opdrachtgevers, is inspirerend. Tegelijkertijd realiseert de Raad van Toezicht zich ook, dat CMO STAMM de nodige uitdagingen kent: CMO STAMM haar meerwaarde voor de regio continu moeten bewijzen om relevant te blijven!
Om de directeur-bestuurder hierin goed bij te staan, zijn we als Raad van Toezicht blij dat we twee nieuwe en kundige leden hebben aangetrokken, die zich hieronder nader presenteren: Maurice Hoogeveen en Wim van de Pol. Helaas heeft Otto van der Galiën om persoonlijke redenen afscheid genomen van de Raad van Toezicht. Hij heeft de afgelopen twee jaren met verve het voorzitterschap vervuld. Dit voorzitterschap is op mij, Victor Verrijp, overgegaan. Ik zal deze rol evenzeer met verve trachten te vervullen.”
Wim van de Pol, bestuurder Noorderpoort: “De mensen van CMO STAMM ken ik al een tijdje, sommigen natuurlijk beter dan anderen. Ik kom ze tegen in mijn werk bij het ROC als partner of projectleider of onderzoeker. Hun werk is belangrijk in onze regionale samenleving. Dat is de eerste reden dat ik het mooi vind om betrokken te zijn bij CMO STAMM als lid van de Raad van Toezicht. Een tweede reden komt voort uit de positionering van CMO STAMM als maatschappelijke dienstverlener. Ik heb zelf langdurig gewerkt in een vergelijkbare organisatie, waarbij het gaat een prima relatie met je opdrachtgevers, de ‘gunfactor’, evenals een hoge kwaliteitsstandaard. En dat zijn nog twee redenen waarom ik denk dat ik wat kan toevoegen aan de organisatie. En tenslotte ben ik enorm nieuwsgierig naar alle ontwikkelingen in het sociaal maatschappelijke domein in onze regio, dus prachtig om dicht bij dat vuur te zitten!”
Maurice Hoogeveen: “In het dagelijks leven ben ik directeur van BAN PersoneelsDiensten in Assen. Ik heb ervaring als trainer, adviseur en interim manager, maar ook als wethouder in Assen en gemeenteraadslid in Leeuwarden. Ik werkte afwisselend in de zakelijke dienstverlening en in het openbaar bestuur. Twee werelden die ik bij CMO STAMM probeer te combineren.
Het verhaal van CMO STAMM is een verhaal dat dicht bij mij staat: ‘Samen werken aan een krachtige samenleving. Een samenleving waarin iedereen meedoet.’ In mijn jaren als wethouder heb ik gemerkt hoe belangrijk de ondersteuning van een goed kenniscentrum daarbij is. Duidelijke analyses van wat er speelt en waar het knelt kunnen bestuurders en beleidsmakers helpen bij het voeren van het gesprek met inwoners over de maatschappelijke agenda voor de toekomst. CMO STAMM heeft daarmee een waardevolle en uitdagende opgave waar ik graag een klein steentje aan wil bijdragen. Impact willen hebben op maatschappelijke ontwikkelingen is wat mij en ons drijft. Dienstverlenend en zakelijk is hoe ik dat wil doen.
Als lid van de Raad van Toezicht mag ik deel uitmaken van een mooi team dat zakelijk toezicht houdt op het werk van de directeur-bestuurder, en dienstverlenend beschikbaar is als klankbord voor haar en de organisatie. Dat levert vaak mooie gesprekken op. Naar ik hoop gesprekken met impact!”
De Raad van Toezicht bestaat uit:
CMO STAMM is statutair een stichting en heeft een Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht houdt toezicht en fungeert als sparringspartner van de directeur-bestuurder. De code voor good governance is de leidraad voor de Raad van Toezicht.
Hoe kan het nu dat op sommige plaatsen goede ideeën van inwoners langzaam verzanden en niet van de grond komen? En hoe voorkom je zoiets? Wat kan je als gemeente, provincie of organisatie doen, behalve bijvoorbeeld financiële ondersteuning? CMO STAMM begeleidt verschillende grote en kleine initiatieven van inwoners en deelt de ervaringen graag. Jan van der Bij, adviseur (inmiddels oud-collega) bij CMO STAMM, heeft al tientallen bewonersinitiatieven vooruit geholpen. Die hulp kan heel verschillend zijn omdat deze altijd moet aansluiten op het initiatief zelf. Wel zijn een aantal belangrijke factoren te benoemen die een rode draad vormen. Jan: “Geld is zeker niet zo’n factor. Het perspectief is veel spannender”.
Hoe dat zit legt Jan uit aan de hand van twee voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Allereerst een voorbeeld uit het Drentse dorp Gasselternijveen.
In Gasselternijveen verdwijnt op een gegeven moment de dorpssupermarkt. Inwoners ervaren het als een groot gemis, het lijkt de zoveelste slag in het verdwijnen van dorpsvoorzieningen. Het verdwijnen van de winkel en de aanblik van het lege supermarktpand leiden tot moedeloosheid. Het idee was: ‘Het lukt hier niet meer” zegt Jan. Maar door verschillende scenario’s te schetsen, uit te proberen en te laten zien wat er wél kan, ontstaat samen met het dorp een nieuw perspectief. Inwoners gaan weer geloven in hun eigen macht en mogelijkheden en dat gaat zelfs zo ver dat er binnen een mum van tijd € 50.000,- gecrowdfund wordt door het dorp. De winkel gaat open onder een nieuwe ondernemer en het is zo’n succes dat er inmiddels een bloemen- en cadeauwinkel naast is gekomen. Dat eerste succes is zeker belangrijk zegt Jan. Dorpelingen zien “Dit kunnen we dus samen!” en gaan ook andere kansen zien. Er wordt in Gasselternijveen een coöperatie opgericht die fuseert met dorpsbelangen. De sociale huiskamer, die door haar preventieve werking Wmo-indicaties voorkomen kan, wordt draaiende gehouden met Wmo-gelden. En er wordt gewerkt aan een zorghotel in het dorp. De projecten versterken elkaar doordat bijvoorbeeld alle boodschappen voor de huiskamer bij de dorpswinkel worden gedaan.
In Froombosch, een ander initiatief dat Jan begeleidt, zien we dezelfde beweging. Als gevolg van de aardbevingen moet het dorpshuis gesloopt worden. De werkgroep is teneinde raad, maar gaat toch samen met Jan aan de slag. Er wordt gestart met 3 opgaven:
Al snel blijkt dat nieuwbouw de beste optie is voor het dorp. Dat betekent wel een ingrijpend afscheid van het oude pand en haar geschiedenis. Het nieuwe gebouw biedt nieuwe kansen, maar er vallen ook dingen weg, zoals een echte sporthal. Dat maakt het proces net als in Gasselternijveen spannend. Hebben de inwoners het gevoel dat ze dit met elkaar kunnen en biedt de nieuwbouw een aantrekkelijk perspectief? Het is daarom nodig om zorgvuldig afscheid te nemen van het oude gebouw en ruimte te maken voor rouwverwerking, zoals Jan dat noemt.
In Froombosch is er een urgentie om elkaar in de toekomst blijvend te kunnen ontmoeten, ook omdat er in het gebied sprake is van aardbevingsschade en daarmee van angst en onzekerheid. Uiteindelijk ontstaan er plannen voor nieuwbouw, activiteiten, de buitenruimte en horeca. Er staat een apocalyptisch eindfeest gepland en er wordt samen met de Historische vereniging afscheid genomen van het oude pand.
Is perspectief bieden dan voldoende om een dorp verder te helpen? Nee. Het is vooral ook gelukt door de enorme power van het dorp geeft Jan aan. Er is lef en zodra ze geloven in de macht van het dorp en de gemeenschap zetten ze door. Maar het spannendste in het hele traject is zeker het zelfvertrouwen van het dorp. Dat gaat langzaam en voorzichtig tijdens verschillende dorpsbijeenkomsten. Een voordeel is dat de gemeente veel ruimte en ondersteuning biedt. Ook wordt een werkgroep gevormd uit verschillende organisaties zodat alle belangen evenredig vertegenwoordigd worden.
Uiteindelijk maakt het uit of diegene die initiatiefnemers tegenover zich heeft zitten in staat is om perspectief te bieden. Initiatiefnemers horen heel erg vaak “Dat kan niet, dat is niet haalbaar”. Ze komen meestal met nieuwe ideeën en invullingen die veel verbeeldingskracht en regelvrijheid nodig hebben en ook geld kosten. Soms moet er aan ideeën geschaafd worden om ze haalbaar te maken. Als gefocust wordt op de beperkingen, lijkt het snel onbegonnen werk en verzandt een goed idee. Wanneer gefocust wordt op de droom van het dorp, op de kracht van gezamenlijk optreden, op de mogelijkheden en eerdere successen en er goede voorbeelden worden gezocht, ontstaat de energie. “Als inwoners eerder te horen gekregen hebben dat het niet kan, dan denk ik: het kan wel!” zegt Jan. Dat vraagt wel wat van diegene die tegenover het initiatief zit. Je moet zelf over verbeeldingskracht beschikken en durf hebben. Het betekent ook dat een onafhankelijke rol helpt, want als overheid is het niet altijd mogelijk tegen inwoners te zeggen ‘het kan wel’. Soms is het dus goed om een onafhankelijke adviseur met initiatiefnemers mee te laten denken. Iemand die gelooft dat het kan en die dit over kan dragen, die kennis en ervaring heeft met verscheidene initiatieven en die een broekzak vol goede voorbeelden heeft.
Dinsdagmiddag 15 oktober 2019 organiseren wij de CMO STAMM Academie ‘aan het werk en toch arm?!’ Hoe krijgen we de groep werkenden die moeite hebben met rondkomen in beeld? Welke interventies bestaan er al op het gebied van werkenden in armoede? En wat zijn de ervaringen van de werkenden zelf? Dit zijn vragen waarop we tijdens onze Academie ‘Aan het werk en toch arm?!’ antwoorden geven en zoeken.
Goed nieuws! Onlangs meldde het SCP dat het aantal werkenden die moeite hebben met rondkomen is gedaald. Dit geldt ook voor Groningen en Drenthe. Maar alsnog is het aandeel werkenden onder de mensen in armoede groot, één derde van het aantal mensen in armoede heeft een baan of is ZZP’er (SCP, 2019). Dat betekent dat er nog steeds werk aan de winkel is! Daarom organiseren wij op dinsdag 15 oktober 2019 de CMO STAMM Academie ‘aan het werk en toch arm?!’.
Tijdens de bijeenkomst gaan wij dieper in op deze regionale cijfers. Daarnaast delen we kennis over de doelgroep werkenden die moeite hebben met rondkomen, door inzicht te geven in hoe zij het zelf ervaren. Dit doen we samen met Ron Steenkuijl, directeur Corporate Affairs van ADG dienstengroep. Met wel 50.000 werknemers in de schoonmaak, zorg en personeelsdiensten is ADG één van de grootste werkgevers van Nederland. Ron vindt dat hij als directeur van een groot bedrijf de verantwoordelijkheid heeft om samen te werken met de overheid om maatschappelijke problemen aan te pakken. Vanuit stichting Helden van de Wil (founder Ron Steenkuijl) is de app FIKks ontwikkeld. Deze app helpt mensen die het financieel moeilijk hebben op een laagdrempelige manier door ze te koppelen aan buddy’s. Daarnaast werkt Ron samen met verschillende partijen om een pilot uit te zetten om de doelgroep werkenden armen beter te kunnen bereiken.
Meer weten of deelnemen? Bekijk de uitnodiging voor de CMO STAMM Academie Aan het werk en toch arm?! (PDF) met aanmeldmogelijkheid.
In Groningen zijn sommige dromen geen bedrog. Klanten van de Voedselbank hielpen elkaars wensen te vervullen. Het kan dé manier zijn om weer in contact te komen met mensen en te bouwen aan een netwerk. Dat helpt om uit de #armoede te komen. Lees meer: Groningers maken elkaars dromen waar // moedigedialoog.nl
De Alliantie Drentse Zorg voor Ouderen is een samenwerking tussen de Drentse gemeenten, Zilveren Kruis, huisartsen, welzijnsorganisaties, aanbieders van thuiszorg en verpleeghuiszorg, Netwerk Dementie, senioren (Denktank 60+), CMO STAMM/Trendbureau Drenthe en Proscoop. De samenwerkingspartners hebben ambitie, visie en doelstellingen in het Plan van de Alliantie Drentse Zorg voor Ouderen gevat, waarbij het thema Omschotten & Ontschotten één van de uit te werken thema’s is in 2019.
Vanaf 2015 is de zorg en ondersteuning voor ouderen anders gefinancierd en georganiseerd. Drie wetten spelen daarin een belangrijke rol: De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet Langdurige Zorg (Wlz). De essentie van de wetten is dat ouderen passende hulp, zorg en ondersteuning ontvangen die zo goed mogelijk aansluit op hun situatie. We weten dat ouderen nog dagelijks ervaren dat dit niet zo is. Uit de analyse Kijk op de keten – Ouderenzorg in de provincie Drenthe van Trendbureau Drenthe blijkt dat ouderen en hun mantelzorger op verschillende momenten knelpunten ervaren die te maken hebben met grensvlakken tussen de 3 wetten. Maar ook professionals ondervinden dit in de dagelijkse praktijk.
Op 14, 15 en 22 mei kwamen zo’n 150 zorgverleners samen in Emmen, Assen en Meppel om deze grensvlakken in de ouderenzorg te bespreken. De volgende knelpunten kwamen naar voren:
Tijdens deze bijeenkomsten zijn diverse ingrediënten voor oplossingsrichtingen verzameld. Een deel van deze ingrediënten worden soms al toegepast in de praktijk. Een aantal facetten zijn:
In Drenthe geven de Kernteams Integrale Ouderenzorg een goede basis waarin een deel van deze ingrediënten al oplossingen biedt.
Op dinsdag 2 juli werd er een vervolg gegeven aan deze regiobijeenkomsten samen met Merkbaar Beter Thuis (VNG/VWS). In twee kleine groepen werd er gewerkt om de oplossingsrichtingen concreet uit te werken in de richting van een werkwijze waarmee in de praktijk ook geëxperimenteerd kan (gaan) worden. Hierover volgt later meer informatie.
In de provincie Groningen zijn veel verschillende organisaties en initiatieven actief. Juist in gebieden die onder druk staan door krimp en vergrijzing staan inwoners op om hun omgeving leefbaar te houden en op te komen voor kwetsbare inwoners. CMO STAMM ondersteunt samen met de Ideeënbank Groningen initiatieven en organisaties met het versterken van hun organisatiekracht. Afgelopen week in de vorm van een kenniscafé over financiën en vrijwilligers in Winschoten. Daar was goed te zien dat inwoners niet alleen van professionals, maar ook van elkaar veel kunnen leren.
Tijdens het kenniscafé op 1 juli konden inwoners hun ideeën en plannen pitchen voor andere inwoners, het VSB Fonds, de provincie en Ideeënmakelaars. Vervolgens gaven die reacties, tips en adviezen aan de pitchers. Daarna konden inwoners aansluiten bij workshops over verdienmodellen en het vinden en binden van vrijwilligers. De bijeenkomst werd georganiseerd door CMO STAMM en de Ideeënbank Groningen, in samenwerking met Steunpunt Vrijwilligerswerk Oldambt.
Eigenlijk loopt elke groep actieve inwoners er vroeg of laat tegenaan: de vraag hoe ze hun financiën duurzaam kunnen regelen en hoe ze vrijwilligers kunnen binnenhalen en vasthouden. Ook organisaties en initiatieven die hun activiteiten onafhankelijk van geld kunnen organiseren, hebben het af en toe nodig voor bijvoorbeeld organisatiekosten. Daarnaast zijn vrijwel alle organisaties en initiatieven vaak in meer of mindere mate afhankelijk van hun vrijwilligers.
Organisaties en initiatieven zijn erg innovatief als het gaat om het oplossen van financiële en vrijwilligersvraagstukken. Maar zelden worden die goede ideeën spontaan met elkaar gedeeld.
Tijdens het kenniscafé werden inwoners uitgenodigd te reageren op elkaars ideeën en daar tips over te geven. Direct bleek dat er enorm veel kennis aanwezig was in de zaal en dat juist de diverse achtergrond van de deelnemers van meerwaarde was. Inwoners gaven elkaar tips over andere lokale organisaties die met hetzelfde bezig zijn, plekken waar geld of middelen kunnen worden gevonden. Ook kwamen er veel tips naar voren, zoals: vrijwilligers vrijstellen van contributie, de organisatie laten adopteren door een andere zodat geen rechtsvorm hoeft worden gevonden en het werven van vrijwilligers onder de ouders van kinderen die bijvoorbeeld deelnemen aan activiteiten.
In de workshops werd ingegaan op de vrijwilligers van nu en hoe deze het beste te bereiken zijn. Ook is met elkaar gekeken welke creatieve manieren er zijn om als organisatie financieel zelfstandig te zijn.
Aan het eind van de avond gingen de deelnemers niet alleen met een hoop kennis en tips op briefjes naar huis, maar ook met een hoop nieuwe lokale contacten met andere organisaties en initiatieven!
In maart 2019 sloot CMO STAMM zich aan bij de Alliantie Kinderarmoede Nederland, een samenwerkingsverband van ruim honderd organisaties. Tijdens de publieksacademie Kinderarmoede op 3 juni in de Stadschouwburg Groningen, georganiseerd door partners van de Alliantie, was er opnieuw aandacht voor de aanpak van kinderarmoede. De gezamenlijke ambitie van de Alliantie Kinderarmoede en de publieksacademie: in 2030 mag geen enkel kind meer de dupe zijn van armoede en mogen er geen nieuwe gezinnen in armoede vervallen.
Tijdens deze avond gaven verscheidene lezingen het belang van de inzet tegen Kinderarmoede aan. Onder leiding van dagvoorzitter Marijke Roskam gingen verscheidene sprekers de dialoog aan met elkaar en kwam de Kinderraad van Groningen aan het woord. Zij gaven aan wat ze belangrijk vinden voor kinderen die in armoede leven. De kinderburgemeester Jouayria vertelde aan het publiek waar, volgens haar, kinderen die in armoede leven tegenaan lopen. En Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer gaf aan met wat voor schrijnende gevallen zij de afgelopen jaren in aanraking kwam. De gemeente Groningen organiseerde de publieksacademie samen met het Dagblad van het Noorden, HANNN, Alles is Gezondheid, Hanzehogeschool Groningen, het ZIF en Kans voor de Veenkoloniën met medewerking van ervaringsdeskundigen.
Het was een geslaagde bijeenkomst met waardevolle inzichten waar de mensen en organisaties die zich dagelijks inzetten voor kinderen in armoede direct mee aan de slag kunnen. Het belangrijkst voor de kinderen en hun ouders is dat zij gehoord en gezien worden.
Enkele inzichten:
Er waren ook punten van aandacht. De zaal leende zich nauwelijks voor het voeren van een dialoog. Dit ervaarden ook enkele ervaringsdeskundigen. Zij gaven aan dat het erg jammer vonden dat er onvoldoende ruimte was voor dialoog. Ook bij het verplicht afgeven van de jas of tas tegen betaling van 1 euro was niet voldoende rekening gehouden met de aanwezige ervaringsdeskundigen.