In de provincie Drenthe spelen verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid. Zo heeft de provincie te maken met veranderingen in de bevolkingssamenstelling; het aantal ouderen neemt toe, het aantal jongeren daalt en daarnaast zijn er gebieden waar de bevolking krimp. De algemene gedachte is dat krimp leidt tot verminderde leefbaarheid. Maar is dit ook zo? In opdracht van de provincie volgen wij deze ontwikkelingen en maken we inzichtelijk welke gevolgen ze hebben op de ervaren leefbaarheid in de dorpen en wijken in Drenthe. Dit doen wij met de leefbaarheidsmonitor Drenthe.
Tweejaarlijks brengen wij een rapport uit, ‘Leefbaarheid in Drenthe’. Het rapport laat zien welke vraagstukken op het gebied van leefbaarheid in Drenthe spelen en waar dit het geval is. De monitor geeft informatie over allerlei aspecten die de leefbaarheid beïnvloeden, van gezondheid tot de bereikbaarheid van voorzieningen. Gedeputeerde Staten geven hiermee gehoor aan de vraag van de Noordelijke Rekenkamer om de leefbaarheid op het platteland beter te duiden en de regionale verschillen per thema inzichtelijk te maken, om zo gericht in te kunnen zetten op het versterken van de leefbaarheid.
In 2015 kwam het eerste rapport uit. De volgende uitgave wordt medio 2017 verwacht.
Lees de publicatie Leefbaarheid Drenthe #01, 2015
Jaarlijks ontsluiten we alle gegevens over leefbaarheid via de knop ‘Leefbaarheid’ binnen de provinciale website Drenthe in Feiten & Cijfers. Gebruikers kunnen hier alle verzamelde gegevens in tabellen, grafieken en kaarten bekijken. De website biedt een helder overzicht van de stand van zaken op verschillende aspecten van leefbaarheid per gemeente in Drenthe (benchmark)
Een integraal onderdeel van de leefbaarheidsmonitor Drenthe is het in beeld brengen van de ervaringen en belevingen van inwoners. In 2016 heeft CMO STAMM het Drents panel gevraagd naar de ervaren leefbaarheid en de waardering van hun eigen woonomgeving. Hoe tevreden zijn zij over leven in Drenthe en hoe ervaren zij de gevolgen van bevolkingskrimp op de leefbaarheid? In totaal hebben 1.000 panelleden deelgenomen.
Hieruit bleek dat het Drents panel optimistisch tot neutraal is over de toekomst. Panelleden geven de leefbaarheid in hun woonomgeving een mooi rapportcijfer: 7,9. Een klein deel maakt zich zorgen over de toekomst en dit gaat voornamelijk over het verdwijnen van voorzieningen. In de publicatie is te lezen wat voor het Drents panel belangrijke factoren zijn om hun leefomgeving leefbaar te houden.
Lees hier de publicatie Leefbaarheid Drenthe, 2016
Ook in Groningen en Friesland zijn de burgerpanels gevraagd hun mening te geven over de leefbaarheid in eigen dorp of wijk en de relatie met krimp. In totaal hebben bijna 4.000 Noordelijke panelleden hun mening gegeven. De meest opvallend uitkomsten voor heel Noord-Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) zijn beschreven in een overzichtelijk feitenblad. Eén van de uitkomsten is dat een kwart van de Noorderlingen die in een krimpregio woont, vindt dat de leefbaarheid het afgelopen jaar achteruit is gegaan, dit is hoger dan in regio’s waar geen krimp is.
Lees het feitenblad Leefbaarheid en Krimp Noord-Nederland, juni 2016
In opdracht van 11 gemeenten in de provincie Drenthe en 18 gemeenten in de provincie Groningen hebben CMO STAMM en het Sociaal Planbureau Groningen het cliëntervaringsonderzoek (CEO) voor de Wmo 2015 uitgevoerd.
De Wmo 2015 verplicht gemeenten jaarlijks te meten hoe cliënten de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ervaren. Gemeenten moesten hier in 2016 mee aan de slag. De uitkomsten van het CEO laten zien hoe cliënten de kwaliteit van hulp en ondersteuning vanuit Wmo ervaren. Het is dus een belangrijk instrument in de monitoring van de situatie en de resultaten van de transities.
De 18 Groningse gemeenten waarvoor wij het Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 uitvoerden zijn Appingedam, Bedum, Delfzijl, De Marne, Eemsmond, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Winsum en Zuidhorn. De 11 Drentse gemeenten zijn Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, de Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden Drenthe, Noordenveld en Tynaarlo.
Ruim drieëntwintigduizend Wmo-cliënten uit deze gemeenten zijn uitgenodigd om aan het cliëntervaringsonderzoek mee te doen; bijna achtduizend (37%) hebben de vragenlijst op papier of digitaal ingevuld.
Heel kort samengevat is de uitkomst van het onderzoek dat driekwart van de Wmo-cliënten positief is over het contact met de gemeente, de kwaliteit van de ondersteuning en het effect van de ondersteuning op hun leven. Vooral de vraag met betrekking tot het effect van de ondersteuning scoort gemiddeld hoog. In vier op de vijf gevallen zegt men zich beter te kunnen redden door de ontvangen ondersteuning.
De vragen over de mantelzorg en het gebruik van een onafhankelijk cliëntondersteuner worden opvallend minder positief beoordeeld. Een proportioneel deel (ongeveer 20%) van de ondervraagde cliënten die mantelzorg ontvangen, heeft het idee dat hun naaste de zorg niet aankan. Daarnaast wist minder een kwart (24%) van de ondervraagde cliënten dat er gebruik gemaakt kon worden van een onafhankelijk cliëntondersteuner.
Zowel in de deelname aan het onderzoek als in de beantwoording van de vragen komen behoorlijke verschillen tussen gemeenten naar voren. Bijzonder is dat dit soms ook het geval is bij gemeenten die samenwerken op het gebied van de Wmo en dezelfde beleidsuitgangspunten en werkwijze hanteren.
De resultaten van de CEO-analyse over de Groninger en Drentse gemeenten en de benchmark ten opzichte van de provinciale gemiddelden zijn te vinden op de webportal Cliëntervaringsonderzoek Wmo.
Op 28 oktober 2016 stuurde staatssecretaris Sander Dekker (OCW) zijn tweede voortgangsrapportage leerlingendaling naar de Tweede Kamer. Er zijn diverse maatregelen in gang gezet om schoolbesturen en gemeenten te ondersteunen bij het opvangen van de gevolgen van leerlingendaling. Veel schoolbesturen zijn hiermee aan de slag gegaan, maar nog niet alle schoolbesturen zijn zich voldoende bewust van de noodzaak.
Deze rapportage schetst de voortgang van deze uitvoeringsmaatregelen. Ook wordt ingegaan op de gevolgen van leerlingendaling voor kwalitatief en bereikbaar onderwijs en de financiële consequenties daarvan. Tot slot beschrijft de rapportage in hoeverre schoolbesturen en gemeenten zich bewust zijn van leerlingendaling en of zij samen werken aan toekomstplannen.
Zoals blijkt uit een onderzoek van Oberon heeft een groot deel van de besturen met leerlingendaling nog geen plan.
Op dit moment ligt er een wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijsaanbod bij de Raad van State. Zo mogelijk wordt dit wetsvoorstel nog dit jaar aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit wetsvoorstel regelt dat schoolbesturen verplicht worden om een regionaal spreidingsplan op te stellen.
Dit gebiedsplan moet in ieder geval ingaan op:
• de omvang en begrenzing van de regio
• de relatie tussen het bestaande onderwijsaanbod en de toekomstige vraag op basis van leerlingaantallen
• de visie op de toegankelijkheid van het onderwijs, mede in relatie tot leerlingenvervoer.
Uiteindelijk is het de bedoeling dat schoolbesturen en gemeenten op overeenstemming gericht overleg voeren over het toekomstbestendig maken van het onderwijsaanbod.
De regionaal procesbegeleiders leerlingendaling in Drenthe, Jacob Bruintjes en Toke Slaman, komen in november 2016 met een startnotitie regionale spreidingsplannen.
Er is een aantal minimale eisen waaraan een gebiedsplan moet voldoen. Ieder gebiedsplan staat op zich en zal zijn eigen inhoud hebben. Wel zal bij het opstellen van elk gebiedsplan een vast aantal aandachtspunten de revue moeten passeren.
Waar moet je aan denken bij het opstellen van zo’n plan? Die vraag legden de regionaal procesbegeleiders voor aan schoolbesturen PO. Dat gebeurde op 13 oktober jl. tijdens een Workshop regionale spreidingsplannen. De genoemde aandachtspunten zullen in de startnotitie worden verwerkt.
Meer informatie:
Toke Slaman
t.slaman@cmostamm.nl
06 13 58 21 26
Jacob Bruintjes
j.jbruintjes@freeler.nl
06 516 611 29
12 mei 2016 zijn alle schoolbesturen vo en mbo in Drenthe uitgenodigd op het provinciehuis in Assen. Het doel van deze bijeenkomst was om te verkennen of er een strategische agenda opgesteld kon worden voor onderwerpen die op provinciaal niveau besproken moeten worden.
Het was de eerste keer dat op Drents niveau de vo- en mbo-bestuurders elkaar spraken. Tijdens de bijeenkomst bleken er voldoende onderwerpen te zijn om tot een strategische agenda te komen
Op 1 januari 2016 is de verruimde 50%-regel in werking getreden.
Met deze nieuwe regel mogen leerlingen in het vmbo, havo en vwo voortaan maximaal de helft van een totale leergang (in plaats van de helft van ieder schooljaar) op een andere school volgen. Het wordt zo makkelijker voor scholen in krimpgebieden om samen te werken.
Op 11 oktober 2016 was het de landelijke Coming out day. Ook het Meldpunt Discriminatie Drenthe besteedde hier aandacht aan. Zo werd er op het gemeentehuis in Assen een convenant ondertekend. In het convenant staat dat er meer wordt ingezet op LHBT-emancipatie (lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders) in de gemeente Assen. De gemeente Assen, de politie, het COC en het Meldpunt Discriminatie Drenthe werken hierin samen.
Assen was in 2014 de eerste regenbooggemeente van Drenthe, daarna volgden Meppel, Emmen en Aa en Hunze. Nu willen ook Hoogeveen, Tynaarlo, Midden-Drenthe, Noordenveld en De Wolden regenbooggemeente worden.
Vorig jaar werden er 22 meldingen gedaan over discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Het aantal incidenten ligt in de praktijk waarschijnlijk veel hoger. Het Meldpunt Discriminatie Drenthe hoopt dat meer mensen die discriminatie ervaren op grond van geaardheid, dit gaan melden. Alleen door zicht te hebben op wat er speelt, kan hier iets tegen gedaan worden.
Deelnemers, mentoren en vraageigenaren van de eerste leergang Overheidsparticipatie met Lef gaven aan het prettig te vinden elkaar informeel te blijven treffen. Dit doen ze in een zogenaamd Lefcafé. Het Lefcafé heeft als doel elkaar te ontmoeten en zo verder van elkaar te leren.
Het eerste café is inmiddels een feit. Er is uitvoerig gesproken over evenementen en festivals georganiseerd worden door bewoners. En is dat dan de toekomst van bewonersparticipatie…?
De leergang Overheidsparticipatie met Lef gaat over een manier van werken die momenteel gevraagd wordt van ambtenaren, leren door te doen. De tweede editie leergang loopt nu met 35 deelnemers en een Groninger gemeente gaat in januari starten met B&W, gemeenteraad en ambtenaren. In het voorjaar van 2017 start de derde editie. Inschrijvingen komen hiervoor al binnen, wil je meedoen? Geef je dan snel op, vol=vol.
Er was een tijd dat goedwillende gemeenten hun burgers inspraak wilden geven. Niet dat er daarna veel mee gedaan werd, maar het was toch een mooi gebaar. In die tijd werd de burgerbegroting bedacht: je zet als gemeente op papier wat je per thema doet – welzijn, wegen, groenonderhoud, etc. – en communiceert dat. Informatieverstrekking. Want er veel van vinden was er niet bij. Wat moest je als wijk-/dorpsbewoner met dat pakket cijfers dat het budget van de hele gemeente betrof.
Nu, in het tijdperk van “Het monopolie op beleid moet naar de burger”, ligt bemoeienis van burgers met de onderdelen die samen de gemeentebegroting vormen veel meer voor de hand. Gemeenten hebben geleerd zich van die bemoeienis wat aan te trekken, burgers leerden dat de gemeente niet de vijand was. Zo kwamen de ambities van wijken en dorpen meer tot hun recht.
Maar een burgerinitiatief dat het onderhoud van de weg, het schoonhouden van de sloten, het maaien van de bermen of het beheer van een dorpshuis op zich wil nemen, wil weten: wat besteedt de gemeente daar op dit moment aan? En krijgt geen adequaat antwoord op die vraag.
Gemeenten kunnen dan zeggen wat ze voor de hele gemeente aan slootonderhoud uitgeven of wat ze besteden aan alle buurtgebouwen. Ze kunnen niet vertellen hoeveel m2 berm er in je dorp is, wat het beheer van jouw buurtgebouw de gemeente kost.
Achterliggende gedachte hier is dat een wijk of een dorp een tot nu toe gemeentelijke taak wil overnemen en boter bij de vis wil. Mensen die geen subsidie komen vragen, snappen dat die tijd voorbij is, maar die wel betaald willen worden voor het overnemen van een taak. En een gemeente die bereid is het bedrag dat regulier in de begroting staat voor een werkzaamheid te betalen aan het burgerinitiatief dat de klus gaat klaren.
Er zijn gemeenten die zo lang hebben gedaan over het beantwoorden van de vraag wat ze aan een bepaald gebied – dorp, streekje, wijk – of gebouw uitgeven dat het burgerinitiatief ter ziele was. Het wachten beu. De energie weg. Deels is dit gemeentelijk onvermogen, soms is het onwil. Gelukkig zijn er ook gemeenten die er alles voor over hebben om het gevraagde binnen acht weken op tafel te hebben.
Zo’n gemeente is Ede. De gemeente kreeg de uitdaging van het dorp De Valk voorgelegd: wij kunnen het wegen- en groenonderhoud beter doen dan jullie. Met weliswaar nog allerlei mitsen en maren over details, had de gemeente de gegevens inderdaad met acht week klaar. Een prachtig proces overigens. Gemeente en bewoners die zich over grote kaarten bogen, wat hoort nog bij De Valk en waar komen we op het gebied van het dorp Lunteren. Wat is nu zandweg, waar loopt een sloot langs de weg en waar niet. Hoe lang is die berm daar precies. Over dat type exactheid ging het en moet het gaan bij taakoverdracht aan burgerinitiatieven. Gemeenten met GeoVisia hebben het als het over ruimtelijke initiatieven gaat makkelijker, die kunnen het bepalen van m2 etc. automatisch doen. Wat er dan uitrolt, is een burgerbegroting nieuwe stijl. Een tool om als gemeente met een burgerinitiatief solide afspraken te kunnen maken. Een begroting die echt is geënt op de vraag of de uitdaging van burgers. En die werkt op de vereiste schaalgrootte: de bermen in een bepaald dorp, de exploitatie van een gebouw. Een landelijk traject rond burgerbegrotingen heeft op dit gebied een aantal pilots gedraaid. Hier komen ook veelbelovende resultaten uit.
Wij gaan voor een burgerbegroting die het gesprek over taakoverdracht vergemakkelijkt, gemeenten de kans biedt zaken uit te besteden, en burgers de ruimte geeft de regie te nemen.
De dorpscoöperatie in De Valk neemt alvast per 1 januari al het dorpse grijs- en groenonderhoud over voor een bedrag van 120.000 euro per jaar!
Hoewel de supermarkt In Gasselternijveen dit najaar 2016 gesloten is, blijft de plaatselijke werkgroep “Behoud supermarkt” uiterst actief om te proberen op enigerlei wijze een supermarkt voor het dorp te behouden.
De werkgroep, waarin de vereniging Dorpsbelangen, Senioren Vereniging Oostermoer, de Protestantse Gemeente, plaatselijke ondernemers en enkele betrokken inwoners vertegenwoordigd zijn, is van mening dat voor het behoud van de leefbaarheid in het dorp alle (on)mogelijkheden verkend moeten worden om een supermarkt voor het dorp te behouden. Bij haar streven wordt de werkgroep bijgestaan door een externe adviseur van CMO STAMM en ook van gemeentewege wordt met de groep meegedacht over mogelijke oplossingen.
De werkgroep hoopt dat het hele dorp, wanneer de supermarkt weer open gaat, zal laten blijken daar blij en tevreden mee te zijn, zodat het bestaansrecht niet meer ter discussie zal komen te staan en men de weg naar de winkel weer weet te vinden.
Op donderdag 13 oktober jl. organiseerden de projectgroep Publiek Vervoer Groningen Drenthe, het OV-Consumentenplatform Groningen/Drenthe en de projectgroep Anders Benutten gezamenlijk het congres Anders Bereikbaar. Een inspirerend congres over toekomstgerichte bereikbaarheid buiten gebaande paden in MartiniPlaza in Groningen. Steden en vitale plattelandsgebieden hebben goed bereikbare voorzieningen; actieve overheden, ondernemers en inwoners werken samen aan duurzame oplossingen. “Hoe kunnen we bestaande netwerken en organisaties anders benutten om dit doel te realiseren?” was de centrale vraag deze ochtend. Ruim 150 bestuurders en ambtenaren van gemeenten en provincies, vervoerders en reizigersplatforms waren bij het congres aanwezig. CMO STAMM verzorgde de organisatie en heeft meegedacht over de inhoudelijke invulling.
Tijdens de plenaire sessie hield dr. Hans Peter Benschop een inspirerende lezing met de titel ‘de toekomst van vervoer: (ook) uw keuze!’. Hans Peter Benschop is directeur van het Trendbureau Overijssel. Hij nam alle aanwezigen mee in de voorspellingen van de toekomst en gaf handvaten hoe beslissers van nu omgaan met de onzekerheden van de toekomst. Want onzekerheid geeft kansen!
Na de plenaire sessie konden de deelnemers kiezen uit twee aangeboden deelsessies; Publiek Vervoer en Anders Benutten.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor onder meer het vervoer van mensen met een Wmo-pas en van leerlingen naar speciaal onderwijs. Provincies zijn verantwoordelijk voor openbaar vervoer. Alle gemeenten en de beide provincies van Groningen en Drenthe onderzoeken in het project Publiek Vervoer hoe de verschillende vormen van vervoer beter kunnen samengaan. De visie is om zoveel mogelijk reizigers in haar gebied de mogelijkheid te bieden om zelfstandig, efficiënt en betaalbaar te reizen. Ieder die dat nodig heeft wordt ondersteund. Harald Bouman, wethouder gemeente Eemsmond en Harry Hoefsloot, projectleider Publiek Vervoer presenteerden de toekomstplannen.
In het onderzoek Anders benutten nemen de provincies Drenthe, Groningen en Fryslân en het ministerie van IenM initiatieven onder de loep die bijdragen aan bereikbaarheid en leefbaarheid van plattelandsgebieden. Nadruk ligt op slimme, betaalbare en volhoudbare aanpak: Wat maakt ze uniek? Wat zijn belemmeringen voor deze oplossingen? Hoe kunnen overheden deze initiatieven stimuleren en faciliteren? Marjon den Boer, projectleider Anders Benutten en Kjeld van der Schaaf, directeur KxA lieten onder meer zien hoe we met data over doelgroepenvervoer inzicht krijgen in vervoersstromen en kansen voor combinatie en efficiëntie. Dit gebeurde aan de hand van een met 14 noordelijke gemeenten ontwikkeld pilot-Informatieplatform.
In diverse workshops met thema’s rondom mobiliteit en bereikbaarheid van steden en platteland gingen de deelnemers vervolgens uiteen in kleinere groepen. Onderwerpen als ‘autonoom vervoer’, ‘met een app van taxibusje naar openbaar vervoer’ en ‘modern vervoeren = mensen vervoeren’ zijn enkele voorbeelden van onderwerpen die werden besproken en gedeeld. In de workshops zijn de deelnemers en workshopleider op interactieve wijze met elkaar in gesprek gegaan over kansen en onzekerheden wat leidde tot mooie discussies. In het verslag vind u van elke workshop de drie hoofdpunten die de workshopleider en deelnemers samen hebben opgesteld.
Tijdens de lunch was er de mogelijkheid om onder het genot van een broodje door te praten met de workshopleiders en met Harry Hoefsloot/ Harald Bouman over Publiek Vervoer en Marjon den Boer en Kjeld van der Schaaf over Anders Benutten. Deze kans werd door verschillende deelnemers aangegrepen. De sfeer was de gehele dag positief en prettig. De deelnemers zijn vertrokken met hopelijk allemaal nieuwe, positieve ideeën over kansen en uitdagingen op het gebied van publiek/openbaar vervoer en bereikbaarheid in krimpgebieden! Zoals een deelnemer mooi verwoordde: “We moeten meegaan in een veranderende wereld. Stilstaan is geen optie”.
Overzicht uitkomsten workshops
Presentatie van Hans Peter Benschop en van beide deelsessies
Foto’s van deze dag, fotograaf: Colette Vrolijk
Vragen over Publiek Vervoer? Mail Harry Hoefsloot: h.hoefsloot@publiekvervoer.nl.
Vragen over Anders Benutten, of het Informatieplatform en digitaal portaal? Mail Marjon den Boer: m.denBoer@drenthe.nl.
In de provincie Drenthe spelen verschillende ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de leefbaarheid. Hoe ervaren de inwoners in Drenthe de leefbaarheid in hun dorp of wijk en ervaren zij gevolgen van de bevolkingskrimp op de leefbaarheid? CMO STAMM heeft de leden van het Drents Panel gevraagd hierover hun mening te geven. In totaal hebben 1.000 panelleden deelgenomen.
Het Drents panel is optimistisch tot neutraal over de toekomst en geeft de leefbaarheid in hun woonomgeving een mooi rapportcijfer: 7,9. Een klein deel maakt zich zorgen over de toekomst en dit gaat voornamelijk over het verdwijnen van voorzieningen. In de rapportage Leefbaarheid Drenthe is te vinden wat voor het Drents panel belangrijke factoren zijn om hun leefomgeving leefbaar te houden.
De verwachting is vaak dat krimp problemen geeft voor de leefbaarheid, maar dit blijkt in Drenthe niet het geval. Hoewel de panelleden uit de anticipeerregio Oost-Drenthe wel iets vaker aangeven dat veel huizen te koop staan en er veel woningen leeg staan (passend in het beeld van krimp), waarderen ze de leefbaarheid nagenoeg hetzelfde als in de andere regio’s. Zij geven de leefbaarheid in hun woonomgeving met een 7,7 ook een ruime voldoende.