Tekst vergroten Tekst verkleinen Letter afstand vergroten Letter afstand verkleinen
Straatbeeld met vrouw van etnische achtergrond

Monitor Discriminatiecijfers Noord-Nederland 2016.

Op 18 mei 2017 presenteerden de drie noordelijke discriminatiemeldpunten – Groningen, Fryslân en Drenthe – de Monitor Discriminatie 2016. Ook in 2016 is discriminatie op grond van etnische herkomst en huidskleur de meest voorkomende grond waarover de meeste meldingen worden gedaan. Dit is een reden voor overheden om hier prioriteit aan te geven.

Monitoren van discriminatie

De Monitor Discriminatie 2016 is het tweede gezamenlijke overzicht van discriminatiemeldingen in de drie noordelijke provincies. De monitor geeft een beeld van de meldingen van ongelijke behandeling die in 2016 zijn binnengekomen bij het Discriminatie Meldpunt Drenthe, het Discriminatie Meldpunt Tumba en het Meldpunt Discriminatie Groningen en bij de Politie-eenheid Noord-Nederland.

Daarnaast geeft de monitor ook een beschrijving van de werkzaamheden van de anti-discriminatievoorzieningen met veel expertise en aandacht voor de bewustwording van discriminatie in uw gemeente.

Toename aantal meldingen bij meldpunten discriminatie

Het aantal meldingen van discriminatie bij de Meldpunten Discriminatie laten een kleine stijging zien ten opzichte van 2015 (+2,7%), de registraties bij de politie Eenheid Noord-Nederland zijn daarentegen fors gedaald (-20,8 %). Deze stijging en daling komen overeen met het landelijke beeld (stijging van 4% bij de Meldpunten en een daling van 22% bij de politie). De oorzaak van deze daling laat zich moeilijk verklaren.

Onder registratie

De aantallen en de toe- en afnames zeggen weinig over hoeveel discriminatie in werkelijkheid voorkomt. Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau toont aan dat 1 op de 4 mensen discriminatie ervaart. Het is daarnaast bekend dat de meeste mensen die discriminatie ervaren daarvan geen melding doen. De Meldpunten Discriminatie werken hard aan het vergroten van de meldingsbereidheid.

Etnische discriminatie nog altijd de meest voorkomende grond

Nog altijd is discriminatie op grond van etnische herkomst en huidskleur de meest voorkomende grond waarover de Meldpunten en de politie zowel landelijk als regionaal in Noord-Nederland de meeste meldingen ontvangen (bij de Meldpunten 40% van het totaal en bij de politie 30% van het totaal). Om oog te houden voor deze hardnekkige vorm van discriminatie is alertheid vereist. De Meldpunten verzorgen trainingen die deze alertheid op discriminatie onder de aandacht brengen.

Preventie

Scholen en docenten hebben ook in 2016 opnieuw hun behoefte geuit aan ondersteuning bij het voorkomen van polarisatie in de klas, met name op thema’s vluchtelingen, racisme, seksuele gerichtheid en antisemitisme.

Bekijk de Monitor Discriminatiecijfers 2016 (PDF)

Het borrelt en bruist in het Noorden. Veel gemeenten zijn aan de slag met het stimuleren van burgerkracht en vernieuwing van de lokale democratie. Er is binnen veel gemeenten animo om hier echt werk van te maken, samen met maatschappelijke partners en samen met burgerinitiatieven.

Als onderdeel van de Democratische Broedplaats Groningen/Drenthe kwamen op uitnodiging van CMO STAMM onlangs experts uit het openbaar bestuur, ambtelijke organisaties en burgerinitiatieven bijeen om uitdagingen en kansen voor een nieuwe democratische koers te bespreken. De expertgroep wil een antwoord formuleren op de vraag: hoe geven we een nieuwe democratische koers vorm, wat is daarvoor nodig en hoe doet men hiermee ervaring op.

Werksessies

De expertgroep gaat in een aantal werksessies inzichten bundelen, toetsen, aanvullen, een verdiepende analyse maken van de ontwikkelingen rond nieuwe democratie en experimenten stimuleren.

Met een rijke bundeling van ervaring en kennis aan tafel was het een inspirerende sessie die de komende periode wordt voortgezet. Onderwerpen die voorbij komen:

  • Maatschappelijke democratie;
  • De nieuwe rol van de raad;
  • Interne organisatieontwikkelingen bij gemeenten;
  • Van buiten naar binnen te werken en hoe geef je dat vorm;
  • Het interne samenspel tussen raad, college en ambtelijke organisatie;
  • De nieuwe netwerken;
  • De verbinding met bewoners en partners in de gemeente en in de regio;
  • Faciliteren van een regierol voor burgers;
  • Experimenten met nieuwe democratie;
  • Enzovoort.

De deelnemers zetten in op een kwalitatieve zoektocht naar nieuwe vormen van democratie, waarvoor breed draagvlak bestaat bij overheden, maatschappelijke partners en burgers.

Hoe ga je als gemeente het best in gesprek met je inwoners? Gemeenten willen steeds vaker in dialoog zijn met inwoners van dorpen en wijken. Dat kan gaan over de toekomst van een dorp of wijk, over wat bewoners graag willen met hun dorp of wijk, of omdat er voorzieningen bijkomen of verdwijnen. Met wie gaan gemeenten dan in gesprek? Om meer zicht te krijgen op de huidige en gewenste communicatie tussen dorpen en wijken in Delfzijl, Appingedam, Eemsmond en Loppersum en hun gemeente heeft het Sociaal Planbureau Groningen een onderzoek uitgevoerd onder de leden van het Groninger Panel uit deze gemeenten.

Op dit moment communiceren gemeenten doorgaans met inwoners via dorpsraden en wijkoverleggen, de zogenaamde vierde bestuurslaag. Hoewel dit op papier een goede manier is om bewoners te horen en betrekken, is het de vraag of de gemeenschap op deze manier goed gehoord wordt. Praten dorpsraden en wijkoverleggen wel namens het dorp of de wijk? Staan ze open voor tegenspraak? Betrekken ze de gemeenschap wel?

In het kort

Uit het onderzoekt blijkt dat de drie meest gekozen voorkeursvormen van contact tussen inwoners en gemeenten zijn:

  • Jaarlijkse dorpen- of wijkenronde (28%);
  • Digitale participatie (18%);
  • Wijkscan of -schouw (14%).

Dorpenronde

Panelleden kiezen voor een dorpenronde, omdat daarmee doelen voor het dorp of de wijk het beste bereikt kunnen worden. De gemeente bezoekt via deze vorm 1x per jaar het dorp of wijk en bespreekt dan de belangrijke onderwerpen met het dorp. Via een wijkscan of schouw loopt de gemeente samen met inwoners door het dorp of wijk om te kijken of de wegen, bomen, struiken nog in goede staat zijn.

Digitale participatie

De keus voor digitale participatie – waarbij de gemeente bewoners oproept om online mee te denken over verschillende onderwerpen – komt voort uit de wens dat iedereen via deze manier op zijn of haar eigen manier een bijdrage kan leveren. “Om te voorkomen dat alleen degene met de hardste stem gehoord worden, geef ik de voorkeur aan een systeem waarbij bewoners digitaal hun mening kunnen geven over een thema”. Hoewel digitale participatie tot één van de favoriete vormen van contact behoort, wordt dit momenteel nog erg weinig ingezet.

Ervaring huidige situatie

Ook is er gevraagd wat bewoners vinden van het huidige contact met hun gemeente. De panelleden uit de vier gemeenten geven aan vooral te ervaren dat de gemeenten bepalen wat er gebeurt (46%) en dat men zich niet vertegenwoordigd voelt door de gemeente (44%).

Toekomstwens

Voor de toekomst geven panelleden aan dat het contact tussen dorpen en wijken veruit het beste gestimuleerd kan worden door vanuit de gemeente bijeenkomsten te organiseren per thema per dorp of wijk (maatwerk). Deze variant kan bijvoorbeeld in samenwerking met dorps- en wijkvertegenwoordigers worden uitgevoerd. Panelleden vinden dat dorps- en wijkvertegenwoordigers de rol van belangenbehartiger namens het dorp of de wijk of samenwerkingspartner met de gemeente kunnen innemen. Daarbij ligt een uitdaging te zorgen voor meer bekendheid in hun dorp over hun rol. Meer dan 30% van de panelleden geeft aan niet te weten of ze een dorps- of wijkvertegenwoordiger hebben en welke rol die heeft.

Meer informatie?

Heb je nog vragen of wil je meer informatie met betrekking tot dit onderzoek? Saskia Duursma staat je graag te woord.

Wat is de rol van de gemeente bij overheidsparticipatie en de lokale democratie? Een belangrijke vraag, zeker ook in het licht van de gemeentelijke herindeling. CMO STAMM heeft samen met de Westerkwartiergemeenten op 23 maart 2017 een informatieavond georganiseerd over Overheidsparticipatie en Lokale democratie in de Postwagen in Tolbert.

Voor deze bijeenkomst zijn de verenigingen van dorpsbelangen, raadsleden, collegeleden en ambtenaren uitgenodigd. In totaal waren er ongeveer 90 deelnemers. Nu het herindelingsontwerp Westerkwartier is vastgesteld, is ook gestart met het bouwen aan een nieuwe gemeente. Hiervoor zijn diverse ambtelijke en raadswerkgroepen in het leven geroepen. Deze zullen zich met diverse onderwerpen bezighouden.

De bijeenkomst ging over de (veranderende) lokale democratie, overheidsparticipatie, de relatie tussen dorpen en gemeente en daarbij de rol van de gemeente(raad). Om kennis op te doen over deze thema’s zijn er een viertal workshops gegeven, namelijk:

  1. Veranderende democratie en overheidsparticipatie met als invalshoek de rol van de Raad binnen het democratisch samenspel tussen samenleving, raad en college;
  2. Veranderende democratie en overheidsparticipatie met als invalshoek het interne samenspel tussen verschillende gemeentelijke spelers (raadsleden, griffie(r)s, colleges, ambtenaren);
  3. Relatie dorpen – gemeente: Wat verandert er voor de verenigingen van dorpsbelangen in een nieuwe en grotere gemeente? In hoeverre vertegenwoordigen zij (nog) hun dorp? Welke functies kunnen dorpsbelangen op zich nemen? Op welke manier kan het contact met de gemeente plaatsvinden?;
  4. Workshop Online samenwerken t.b.v. leefbaarheid dorpen: informatie over digitale platforms zoals mijndorp.nl.

Workshop 1. Veranderende democratie en overheidsparticipatie

Met als invalshoek de rol van de Raad binnen het democratisch samenspel tussen samenleving, raad en college

De democratie is meer dan politieke democratie. Democratie is ook maatschappelijke democratie. Dat is het deel van de democratie waarin inwoners actief betrokken zijn bij het reilen en zeilen van hun directe leefomgeving. De gemeenteraad en het raadslid hebben hier een belangrijke rol, want juist de raadsleden spelen een sleutelrol in de verbinding met de maatschappelijke democratie. We zien dat de raad nu vaak pas aan het einde van een beleidsproces door het college en de ambtenaren wordt ingeschakeld. Pas achteraf kijken ze of er goed en democratisch is geluisterd naar de samenleving. Of iedereen de mogelijkheid heeft gehad om mee te denken en inbreng te hebben. Als raadslid van de toekomst zorg je ervoor dat alle bewoners hun invloed kunnen doen gelden.

De deelnemers aan de workshop zijn het er in het algemeen over eens dat ze meer het gemeentehuis uit zouden kunnen. De betrokkenheid van inwoners is beperkt en er zitten weinig mensen op de publieke tribune. Ook bevestigen ze dat de dorpsvertegenwoordiging soms onvoldoende contact heeft met de achterban om goed te kunnen oordelen over de wensen en meningen. Het is volgens de deelnemers ook niet mogelijk om veel inwoners te spreken op straat en dergelijke, omdat dat enorm tijdrovend is. Ze zien een uitdaging in het zoeken naar handige manieren om meer inwoners te betrekken die niet al te arbeidsintensief zijn. Daarbij wil men ook zoeken naar methodes om juist de mensen te bereiken die volledig zijn afgehaakt. ‘Interessant om te gaan experimenteren met verschillende vormen’.

Workshop 2. Veranderende democratie en overheidsparticipatie

met als invalshoek het interne samenspel tussen verschillende gemeentelijke spelers (raadsleden, griffie(r)s, colleges, ambtenaren)

Naast alle mooie voorbeelden van mensen die hun wijk socialer, beter of duurzamer maken, is er ook een tendens dat mensen juist niet meer mee willen doen. Het WRR rapport Vertrouwen in de burgers komt tot een driedeling in groepen bewoners:

  1. Bewoners die maatschappelijk problemen niet meer alleen aan een beperkte groep volksvertegenwoordigers willen overlaten, maar graag zelf de zaken aanpakken (30%);
  2. Boze of bange bewoners die zich niet vertegenwoordigd voelen, nooit naar een buurtvergadering gaan, niet gaan stemmen en zich zelfs afzetten tegen de ‘gevestigde orde’ (50%);
  3. Onverschilligen die willen dat gemeenten ‘gewoon doen wat ze moeten doen’ en daar niet per definitie bij betrokken willen zijn (20%).

De hierboven geschetste veranderingen vragen ook iets van het interne samenspel in een gemeente. De rollen veranderen. Maar hoe dan?

Een “nieuwe” ambtenaar zoekt ruimte voor ondernemerschap en experiment. Heeft als taak netwerken, verbinden, afstemmen en informatie verschaffen. En vervult daarmee meer een rol dan dat hij of zij werkt vanuit een beleidsveld/inhoud zoals nu nog wel vaak het geval is. Het college is beleidsbepalend en moet ruimte scheppen voor ambtenaren om zo te kunnen werken. Het is tot nu toe vaak onduidelijk waarover bewoners precies wel of niet mogen meebeslissen. Het ‘nieuwe’ college heeft een rol om daarin helderheid te scheppen en zich af te vragen waarover ze die ruimte willen geven en dit ook helder te communiceren zowel intern als extern. Daarnaast heeft het ruimte scheppende gedeelte te maken met het accepteren dat een proces met bewoners niet in een week klaar is, soms een open einde heeft aan het begin en een zoektocht is.

Workshop 3. Relatie dorpen – gemeente

Door Vereniging Groninger Dorpen en Vereniging Groninger Gemeenten.

Wat verandert er voor de verenigingen van dorpsbelangen in een nieuwe en grotere gemeente? In hoeverre vertegenwoordigen zij (nog) hun dorp? Welke functies kunnen dorpsbelangen op zich nemen? Op welke manier kan het contact met de gemeente plaatsvinden?

Aan de hand van een aantal dilemma’s werd de discussie gevoerd over het verschuiven van taken van overheid naar bewoners. Hoe zien de dorpen hun rol en taak straks in de grote gemeente WK?

Veel verantwoordelijkheden zijn wettelijk geregeld. Maar ‘samen zeggenschap’, daar zijn zowel de meeste dorpen als de vier gemeenten helemaal voor!

Gewenste taken Dorpsbelangen volgens dorpsbewoners: informeren, faciliteren, ondersteunen en verbinden. De dorpsbelangen zien voor zichzelf zeker een rol weggelegd in de nieuwe gemeente. Positieve verwachtingen van dorpen ten aanzien van de nieuwe gemeente: Die komt naar de dorpen toe! Het is voor Dorpsbelangen van belang om één aanspreekpunt binnen de gemeente te hebben. Hoe dit aanspreekpunt de zaken intern regelt is voor Dorpsbelangen niet interessant.

Workshop 4: Online samenwerken t.b.v. leefbaarheid dorpen

Informatie over digitale platforms verzorgd door mijndorp.nl

Er zijn veel online tools beschikbaar die de lokale gemeenschap (kunnen) ondersteunen. Van social media (Facebook, Instagram, Twitter), platforms voor vraag en aanbod (WeHelpen, Peerby), veiligheid (BuurtWhatsapp, veiligebuurt.nl) tot online clouddiensten (Google Drive, Office 365).

In Middelstum is enkele jaren vanuit dorpsbelangen het initiatief ontstaan om het beter voor te bereiden op de gevolgen van een gemeentelijke herindeling. Zo is MijnDorp ontstaan: een online tool die verenigingen helpt bij de dagelijkse werkzaamheden en de onderlinge samenwerking.

Belangrijke aandachtspunten:

  • De interne organisatie van verenigingen professionaliseren (bestuurswerk);
  • Eenvoudig vrijwilligers vinden en de samenwerking tussen verenigingen verbeteren;
  • Het overleg met andere dorpen en de gemeente beter organiseren.

Inmiddels werken zeven dorpen in de gemeente Loppersum met MijnDorp. Ook in het Westerkwartier werken inmiddels al een aantal verenigingen samen via het platform. Aan de hand van een live-demonstratie wordt discussie gevoerd over de voor- en nadelen.

Hoe geef je jongeren een goede, schuldenvrije toekomst? Maandagavond 3 april 2017 organiseerde Jong Hoogeveen een inspirerende bijeenkomst om te onderzoeken wat jongeren, vrijwilligers en professionals gezamenlijk kunnen doen om jongeren dat perspectief te bieden.

Dagvoorzitter Yvonne van der Weerd trapte samen met Wethouder Gert Vos de bijeenkomst af en lichtte toe waarom deze avond georganiseerd is: “Jongeren en schulden gaan niet samen. Jongeren met schulden krijgen namelijk niet de optimale kansen om zich te ontwikkelen en daarom moeten we onze krachten bundelen en onderzoeken wat jongeren nodig hebben”.

Effect van schulden op het gedrag van jongeren

Nadja Jungmann, lector Schulden & Incasso van de Hogeschool Utrecht, hield een inspirerende lezing over wat (chronische) stress door armoede en schulden met je hersenen doet. Door stress blokkeren de verbindingen in de hersenen waardoor je dingen vergeet, minder doelgericht bent, minder doorzettingsvermogen hebt, minder goed impulsen kan weerstaan en je meer op korte termijn denkt. Het IQ van jongeren vermindert met 13 punten door stress. “Wees bewust van het effect van schulden op het gedrag van jongeren en pas daar je dienstverlening op aan”.

Versnellingssessies in de klas

Steven Sleurink, jongerenwerker SWWH, vertelde over de versnellingssessies die zijn gehouden bij het Alfa-college. Steven en de adviseur van CMO STAMM, zijn met 187 jongeren in gesprek gegaan over het omgaan met geld. Opvallend is dat 16% van de jongeren anoniem via de laptops aangaf dat ze schulden hebben, maar tijdens de sessies durfde hier niemand openlijk voor uit te komen. 57% van de jongeren zegt dat jongeren niet leren hoe ze met geld om moeten gaan. Marieke Voogt, docent Burgerschap bij het Alfa-College reageerde hierop dat zij al veel doen, maar dat er blijkbaar nog een verbeterslag te maken valt. Zij gaat in gesprek met Jong Hoogeveen en andere scholen om te kijken hoe ze dit kunnen aanpakken.

Jongeren aan het woord

In drie filmpjes vertelden drie jongeren over hun schulden en hoe ze hierin terecht zijn komen. Zij gaven aan dat ze nooit hebben geleerd wat de waarde van geld is. Daarnaast krijg je veel op je bordje als je achttien jaar wordt. Zij missen begeleiding op het gebied van omgaan met geld.

De toelichting van twee jongens had impact op het publiek. Er ontstond een levendige discussie tussen de jongeren en professionals van onder andere Woonconcept, SWWH, Humanitas, GKB, KPN en Aktiva. De conclusie hiervan was om door te praten over oplossingen en afspraken te maken. Eén van de jongeren gaf aan dat de brieven die jongeren krijgen niet in begrijpelijke taal zijn, waarop Jan Tingen van de GKB toezegde dat hij in zijn organisatie hiernaar gaat kijken en hierover met één van de jongeren een gesprek aan zal gaan.

Jongeren in de zaal gaven aan dat zij een overzicht missen van de dienstverlening die beschikbaar is voor de verschillende vraagstukken. Daarnaast praten zij liever niet direct met een professional over schulden, maar willen zij eerst een band opbouwen, bij voorkeur in hun eigen veilige omgeving. Bovendien is er behoefte aan een telefoonnummer waarmee jongeren op een laagdrempelige manier kunnen bellen of Whatsappen met iemand die over hun geldproblemen wil praten.

Tresor Dance Centre beeldde met een prachtige dans uit wat het effect van schulden op jongeren is.

Maak verbinding

Er wordt al veel gedaan op het gebied van jongeren en schuldhulpverlening. Wethouder Vos, gemeente Hoogeveen: “Deel met elkaar wat men al doet voor jongeren. Maak de verbinding, zodat we ons gezamenlijk inzetten voor schuldenvrije jongeren”.

Bij de vraag aan de zaal wiens mening was veranderd ten opzichte van jongeren en schulden, stak bijna de hele zaal zijn of haar hand op. Net zoals op de vraag wie over een half jaar mee wil doen aan het vervolg van deze avond. De combinatie van levendige verhalen van jongeren, wetenschappelijke kennis van Jungmann, de discussie tussen jongeren en professionals/vrijwilligers en de spectaculaire dansen zorgde voor een waardevolle avond. Er is er een mooie basis gelegd voor de toekomst op het gebied van jongeren en schulden.

Logo Jong Hoogeveen

7 april jongstleden zette CMO STAMM tijdens een miniconferentie vol overtuiging haar handtekening op het convenant ‘Bondgenootschap voor Geletterdheid Drenthe’. Samen met de andere Bondgenoten willen wij laaggeletterdheid in de Provincie Drenthe voorkomen en waar mogelijk verminderen. Tijdens de conferentie kregen huidige en nieuwe bondgenoten praktische handvatten om laaggeletterden te benaderen en te motiveren om taallessen te volgen.

Taboe

Laaggeletterdheid is overal en komt voor in alle lagen van de bevolking. Op laaggeletterdheid rust een taboe. Het bespreekbaar maken van deze taalproblemen is lastig. Voor laaggeletterden zelf, omdat zij zich schamen en het probleem vaak verbergen. En de omgeving weet vaak niet dat iemand taalproblemen heeft. Het vergroten van het bewustzijn is daarom aan de orde, evenals het opmerken van de signalen en het bespreekbaar maken van het onderwerp.

Aanpak

Oplossen van laaggeletterdheid lijkt betrekkelijk eenvoudig. Volwassenen kunnen immers een taalcursus volgen om hun schrijf- en leesvaardigheid op te vijzelen. Deze oplossing is in de praktijk echter gecompliceerd.

Verminderen van laaggeletterdheid kan worden bereikt door samen bekendheid te geven aan het probleem en laaggeletterden te helpen de weg te vinden naar een taalcursus. En door zorg te dragen voor voldoende formeel én informeel taalonderwijs, dat toegankelijk en betaalbaar is. Laaggeletterdheid voorkomen is de andere kant van de medaille. Daarom zetten bondgenoten zich in om taalplezier bij kinderen en volwassenen te stimuleren.

Verhalenbundel

Zo lanceerden Drentse schrijvers op de miniconferentie een verhalenbundel in makkelijke taal, getiteld Lokale Liefde. In de bundel, uitgegeven door Stichting Lezen & Schrijven, staan herinneringen van laaggeletterden die een cursus volgen in Drenthe. Initiatiefneemster Karin Giphart reikte de eerste exemplaren uit. De verhalen zijn in makkelijke taal en dienen als oefenmateriaal voor cursisten en als inspiratie voor vrijwilligers, docenten of partners.

Meer weten over de aanpak van laaggeletterdheid in Drenthe of wil je helpen? Doe mee!

De opkomst van bewonersinitiatieven is een duurzame beweging die ondersteuning vraagt van overheden. Maar hoe is deze steun geregeld bij de gemeenten? Waar je voor 2016 ook bij de provincie kon aankloppen voor financiering van initiatieven die het platteland versterken, kun je in Drenthe tegenwoordig alleen nog terecht bij de gemeenten. Afgelopen maanden inventariseerde CMO STAMM alle initiatieven die vanuit de ‘Vitaal Platteland’-regeling in Drenthe een bijdrage kregen via hun gemeente.

De ‘Vitaal Platteland’-regeling is een regeling voor het ondersteunen van dorpsinitiatieven. Kennisplatform Burgerkracht in Drenthe, bestaande uit landschapsbeheer Drenthe, BOKD en CMO STAMM, bracht eind maart dorpscontactambtenaren, wijkmanagers en andere ambtenaren van alle twaalf gemeenten van Drenthe én de provincie Drenthe bij elkaar.

Van eenmalige activiteit tot grootschalig project

Uit de inventarisatie blijkt dat elke gemeente zijn eigen draai aan de regeling geeft. Deze verschillen leveren uiteenlopende projecten en activiteiten op in de provincie. Zo blijkt de ene gemeente voornamelijk middelen aan éénmalige activiteiten toe te kennen, terwijl een andere gemeente juist geld uitkeert aan grootschalige, langdurige dorpsprojecten. Van een paardenshow in Peize tot het realiseren van een multifunctioneel speelveld voor kinderen in Zuidwolde, vele verschillende initiatieven en projecten zijn mogelijk. En waar de ene gemeente gemiddeld meer dan 10.000 euro overheeft voor initiatieven, subsidiëren andere gemeenten gemiddeld minder dan 1.000 euro per initiatief.

Impact op de leefbaarheid

Tijdens de bijeenkomst spraken de deelnemers met elkaar over de inzichten die de verschillende initiatieven opleverden. Want de vraag blijft: welke initiatieven hebben nou het meeste impact op de leefbaarheid in een gebied? In de gesprekken kwam vooral naar voren dat het niet zozeer uitmaakt of een project eenmalig of van lange duur is. Hoewel de kans dat er sprake is van impact op de leefbaarheid groter is bij langdurige projecten, kan juist een kleine speldenprik ook de leefbaarheid van een dorp aanzienlijk vergroten. Het feit dat er iets in het gebied gebeurt is vaak al heel goed.

Belangrijke conclusie is dus dat het niet zo veel uitmaakt welke projecten je als gemeente ondersteunt, als je maar iets doet. Alle initiatieven en projecten laten zien dat het platteland van Drenthe bruist. Benieuwd naar initiatieven die vanuit de ‘Vitaal Platteland’-regeling zijn gefinancierd? Kijk dan eens op Burgerkracht in Drenthe.

De gemeente Hoogeveen is met het gedachtengoed ‘Jong Hoogeveen’ druk bezig om elk kind zonder zorgen te laten opgroeien. Niet alleen in Nederland heeft dit onderwerp aandacht, ook in de Engelse stad Leeds staat het kind centraal. En dat was hard nodig ook, want uit cijfers bleek dat Leeds kampioen was in slecht zijn. Er moest wat veranderen!

Aanpak Leeds

Leeds is derde stad van het Verenigd Koninkrijk. Een stad met 750.000 inwoners waarvan 187.000 kinderen en jongeren. Andy Lloyd, werkzaam bij de gemeente Leeds en één van de trekkers van ‘Child Friendly Leeds’, vertelde over de basis: “We hebben met alle betrokken partijen en organisaties één plan, één samenwerkingsverband en één missie opgesteld. We hebben Leeds onder de loep genomen en hebben kinderen gevraagd wat ze wilden. We kregen vijf uitkomsten, veertien prioriteiten en drie obsessies op papier.”

Jong Hoogeveen

CMO STAMM is als projectleider vanaf de start betrokken bij het project Jong Hoogeveen. Door het voeren van vele gesprekken, versnellingssessies en bijeenkomsten met kinderen, ouders, vrijwilligers en professionals is er een werkagenda gekomen, bestaande uit vijf zogenoemde speelplaatsen:

  • Financiën en armoede;
  • Onderwijs en arbeid;
  • Veiligheid;
  • Ouders, onderwijs en zorg;
  • Naschoolse activiteiten.

Eind maart is een delegatie van interne begeleiders van het voortgezet onderwijs uit Hoogeveen naar Manchester en Leeds geweest om scholen voor passend onderwijs te bekijken en de wijze waarop de samenwerking met gemeenten t.a.v. de jeugdzorg is geregeld. Men was onder de indruk van de aanpak in Leeds, een Child Friendly City. Met name de workshop ‘Restorative practice’ viel in goede aarde. Dit is een methodiek waarbij je op een positieve manier met jongeren in gesprek gaat en samen op zoek gaat naar intrinsieke motivatie.

Samenwerking

Op 14 maart 2017 bracht Andy Lloyd een bezoek aan Hoogeveen om iedereen mee te nemen in de aanpak van Leeds en de lessen die zij geleerd hebben. Andy geeft aan dat samenwerking tussen betrokkenen van groot belang is. Iedereen moet achter het plan staan en willen samenwerken. Andy: “Organisaties hebben de kennis en vaardigheden. Als je dat bij je organisatie houdt, doe je al heel goede dingen. Maar als je samenwerkt met andere organisaties, voor kinderen en jongeren, kun je hun leven drastisch veranderen. Je moet samenwerken met elke organisatie in Hoogeveen die te maken heeft met kinderen. Als die organisaties en medewerkers elkaar weten te vinden, komt dat te goede aan het kind!”

Belangrijke punten die Andy Jong Hoogeveen mee wil geven:

  • Bij alles wat je doet moet het kind centraal staan;
  • Begin door de simpele dingen aan te pakken. Niet te complex denken;
  • Zorg dat kinderen veilig zijn;
  • Het kind moet centraal staan in de plannen die worden gemaakt bij de gemeente of organisaties;
  • Kinderen leven in gezinnen, gezinnen creëren een samenleving, de samenleving creëert steden. Kortom, het kind staat ook aan de basis;
  • Geef het kind een stem, geef ze het gevoel dat er naar hen geluisterd wordt.

Als deze punten het uitgangspunt zijn, komt een kindvriendelijke stad steeds dichterbij.

 

Logo Jong HoogeveenChild friendly Leeds

Het bruist van de burgerinitiatieven. Veel mensen bundelen hun krachten om meer invloed te krijgen op hun eigen leefwereld en op die manier de leefbaarheid in hun omgeving te vergroten.

Hoezeer het bruist was duidelijk zichtbaar op het landelijk festival “We doen het zelf wel” dat op 25 maart jongstleden in Amersfoort gehouden is. Tijdens het festival deelden duizend actieve burgers van divers pluimage uit heel Nederland hun ervaring en kennis. Het was een festival met een combinatie van actie en inhoud, een dag vol inspirerende sprekers, informatieve workshops, presentaties van succesvolle initiatieven en verhalen van lokale helden.

Workshop ‘Vitale coöperaties’

Het festival “We doen het zelf wel” is een samenwerking tussen verschillende organisaties die zich bezighouden met burgerinitiatieven. Als partner van het festival organiseerde CMO STAMM is één van de workshop Vitale coöperaties. Daar presenteerde CMO STAMM een stappenplan om te komen tot een succesvolle burgerinitiatieven. Welke stappen zijn daarvoor nodig? Hoe organiseer je dat? Wat bepaalt het succes? Hoe werkt een coöperatie in de praktijk? De workshop bood inzicht in hoe je vorm geeft aan een nieuwe regierol voor bewoners! Dit stappenplan is opgenomen in de publicatie Coöperaties in vijf stappen (2018).

Financiering voor dorpen bij ontwikkeling en uitvoering plannen

Voor burgerinitiatieven in het aardbevingsgebied in Groningen is extra geld beschikbaar. Het Loket Leefbaarheid heeft voor burgerinitiatieven die de leefbaarheid vergroten in dit gebied € 300.000 beschikbaar gesteld voor ondersteuning bij de planontwikkeling of de uitvoering ervan. Het geld komt uit de leefbaarheidsgelden Kansrijk Groningen.

Aanvragen kunnen vanaf 1 mei worden ingediend, hiervoor gelden onderstaande criteria:

  • Voor aanvragen voor de inkoop van deskundigheid geldt een maximum van € 10.000,-;
  • Er hoeft maar 1 offerte te worden aangeleverd;
  • Offerte moet zijn volgens marktconform uurtarief;
  • Het betreft een aanvraag voor planontwikkeling, fondsenwerving of planuitvoer;
  • Een aanvrager voor personele kosten moet een rechtspersoon zijn (dus verenigingen, coöperaties of stichtingen).

De criteria gelden naast de bestaande criteria van het Loket Leefbaarheid. Hiervoor is voor gekozen om zo snel mogelijk tot uitvoering te komen, zo laagdrempelig mogelijk, binnen het reeds bestaande systeem.

Ondersteuning door CMO STAMM

Dorpen kunnen per project ondersteuning inhuren. CMO STAMM kan deze ondersteuning bieden, bijvoorbeeld in de vorm van het uitvoeren van een plan of fondsenwerving. Experts van CMO STAMM ondersteunen burgerinitiatieven in alle fasen van het proces. Van de start met een kleine initiatiefgroep, het versterken van draagvlak, aanbrengen van focus, ontwikkelen van verdienmodellen, samenwerking met partners en financiële onderbouwing tot het inrichten van een goede uitvoeringsorganisatie van het initiatief.

In de provincies Groningen en Drenthe is het gebruik van sociaaldomeinvoorzieningen hoger dan het landelijke gemiddelde. Sociaaldomeinvoorzieningen zijn voorzieningen die gerelateerd zijn aan de decentralisaties van de Wmo, de Jeugdwet en de Participatiewet. Hoe komt het dat dit gebruik hier hoger is? Uit de inventarisatie naar mogelijke verklaringsrichtingen komt naar voren dat er sprake is van een combinatie van factoren.

Grote verschillen

In de studie Overall rapportage sociaal domein 2015 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), werden verrassend grote regionale verschillen in het gebruik van sociaaldomeinvoorzieningen geconstateerd. In Groningen en Oost-Drenthe wijken de gemiddelden af van het landelijk gemiddelde, net als in Noord-Friesland en Limburg, – ook na correctie voor demografische en sociaaleconomische verschillen.

Gefundeerde discussie nodig
Het is ons inziens belangrijk om samen goed na te denken hoe dit relatief hoge gebruik van sociaal domeinvoorzieningen verklaard kan worden, juist om na te denken hoe we in onze regio mensen perspectief kunnen aanreiken. Zodat ze, meer dan nu, vertrouwen hebben in de toekomst en hun leven meer in eigen hand kunnen nemen. Het is nodig om deze discussie gefundeerd en genuanceerd met elkaar te voeren.

Brede verkenning
Om inzicht te krijgen in factoren die de door het SCP gevonden verschillen zouden kunnen verklaren, voerde Platform31 in nauwe samenwerking met ons, Sociaal Planbureau Groningen en CMO STAMM een kwalitatieve verkenning uit in onze krimpregio’s Noordoost-Groningen en Oost-Drenthe.

Deze verkenning heeft nadrukkelijk het karakter van een brede inventarisatie: de zoektocht was erop gericht zoveel mogelijk plausibele verklaringen te verzamelen. Daarvoor zijn eind 2016 rondetafelgesprekken gehouden met lokale beleidsmakers, vertegenwoordigers van uitvoeringsorganisaties en experts. In een open gesprek zijn ze uitgenodigd om te reflecteren op mogelijke verklaringen voor het geconstateerde hoge voorzieningengebruik in hun regio.

Mogelijke verklaringen
In het rapport Regionale verschillen geduid zijn met de nodige omzichtigheid zes verklaringen aangereikt die in samenhang het relatief hoge voorzieningengebruik in krimpregio’s mogelijk verklaren. Het rapport wijst met name op de sociaaleconomische uitsortering en de toenemende concentratie van kwetsbare huishoudens. Ook wijzen we erop dat in deze gebieden mensen wonen die wellicht nét wat kwetsbaarder zijn, ook al is dat moeilijk met bestaande statistische indicatoren zichtbaar te maken. Daarnaast wijzen we op institutionele factoren, dat wil zeggen op de uitvoeringsculturen van gemeenten en betrokken instanties. Ook de culturele component wordt benoemd, met verwijzing naar de economische en politiek-religieuze geschiedenis van de onderscheiden streken. Deze culturele component zou de psychologische reactie van veel kwetsbare bewoners verklaren om te kiezen voor zekerheid. Ze zijn (begrijpelijk) beducht uitkeringssituaties en andere afhankelijkheidsrelaties van de overheid te verruilen voor de ongewis- en onzekerheden van een flexibiliserende arbeidsmarkt voor laaggeschoolden.

Eigen kracht

In het rondetafelgesprek is oók gewezen op de aanwezige eigen kracht en op de veerkracht van veel bewoners. Het is de uitdaging om deze eigen kracht aan te boren, deze te richten en waar nodig te faciliteren en te ondersteunen vanuit het sociaal domein – juist om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van sociale en economische ongelijkheid –, om daarmee ook het sterke beroep op (materiële) ondersteuningsstructuren van de overheid te verminderen.

Oppassen voor generalisaties en eenzijdig beeld

Enige kanttekeningen zijn op z’n plaats. Zo werd ook al in de gesprekken gewaarschuwd voor overgeneralisaties, juist waar het gaat om culturele factoren. De duidingen van de gespreksdeelnemers roepen samen een enigszins somber beeld op. Daar past de kanttekening bij dat het onderwerp van deze verkenning – het verklaren van het relatief hoog voorzieningengebruik in het sociale domein – het zoeklicht automatisch legt op de problematische kanten van deze regio’s. Oftewel: het onderwerp dwong deze eenzijdige manier van kijken af. De economische en sociale dynamiek die in deze regio’s wél aanwezig is, bleef daardoor goeddeels buiten beeld.

Bouwstenen voor verder onderzoek

Het rapport ‘Regionale verschillen geduid’ vormt het resultaat van een exploratief onderzoek. Het rapport pretendeert geenszins definitieve antwoorden te geven op de vraag hoe de verrassend grote verschillen te verklaren te zijn. Wel reikt het stof tot nader onderzoek aan. De uitkomsten worden later dit jaar door het SCP gebruikt als bouwstenen voor een kwantitatieve verdiepende studie over dit onderwerp.

KLIK HIER voor de SAMENVATTING

Hebt u nog vragen of wilt u meer informatie met betrekking tot dit onderzoek? Martin Bakker staat je graag te woord.

Zo’n 6% van de inwoners in Drenthe is lesbisch, homoseksueel, biseksueel of transgender. Ongeveer de helft van deze groep ervaart discriminatie. Provincie Drenthe en de Drentse gemeenten willen een impuls geven aan de sociale acceptatie, de zichtbaarheid en de veiligheid van lesbiennes, homo- en biseksuelen en transgenders in Drenthe. Om die reden is de Provincie Drenthe regenboogprovincie en zijn ook bijna alle Drentse gemeenten regenbooggemeente.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders (LHBT’s) nog meer worden geaccepteerd in onze maatschappij? Hoe kun je als gemeente en provincie daaraan meer aandacht besteden? Hoe pakt je dat aan? En hoe geef je dat beleid handen en voeten?

Op 27 maart werd hierbij uitvoerig stilgestaan tijdens de bijeenkomst ‘Drenthe Regenboogprovincie’ in het provinciehuis in Assen, met ruim 80 deelnemers waaronder bestuurders, beleidsmedewerkers en raadsleden van alle Drentse gemeenten, de koplopergemeente Assen, Provinciale Staten van Drenthe, Meldpunt Discriminatie Drenthe (MDD), COC Groningen/Drenthe, NOC*NSF en Movisie.

Concreet aan de slag!

In de week van 7 tot 14 oktober 2017 wordt er in Drenthe een culturele regenboogweek georganiseerd waarbij verschillende projecten en organisaties stil zullen staan bij de sociale acceptatie van homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. Daarnaast willen gemeenten ook concreet aan de slag met bijvoorbeeld voorlichtingen in het onderwijs, de Gay Straight Alliance (GSA) en aansluiten bij het programma ‘Naar een veiliger sportklimaat’ van het NOC*NSF.

KLIK HIER voor het feitenblad LHBT IN DRENTHE

CMO STAMM en Meldpunt Discriminatie Drenthe helpen je graag bij het in kaart brengen van de aard en omvang van discriminatie, het volgen van de ontwikkelingen en monitoren van de (on)veiligheidsgevoelens en de sociale acceptatie van LHBT’s.

Meldpunt Discriminatie Drenthe

Scholen kunnen Meldpunt Discriminatie Drenthe inschakelen om seksuele diversiteit bespreekbaar te maken. Meldpunt Discriminatie Drenthe heeft een breed voorlichtingspakket dat is gericht op het vergroten van bewustwording van onbewuste discriminatie en uitsluiting. En wanneer LHBT’s van jouw gemeente zich niet veilig voelen, kunnen ze dat melden bij het Meldpunt Discriminatie Drenthe: info@meldpuntdiscriminatiedrenthe.nl.

Regenboogprovincie Drenthe

‘Eigen verantwoordelijkheid’, ‘taal’ en ‘ontmoeten’ zijn van cruciaal belang voor een goede integratie van vluchtelingen, daarover bleken vluchtelingen, professionals en buurtbewoners het eens tijdens een versnellingssessie. Daarnaast zijn ook dieper liggende waarden als ‘wederzijdse acceptatie’ en ‘vertrouwen’ belangrijk.

Vluchtelingen zelf aan het woord

De gemeente Assen wil toe naar nieuwe innovatieve aanpakken voor succesvolle integratie van vluchtelingen. Als belangrijke eerste stap wil de gemeente eerst van vluchtelingen zélf weten wat zij nodig achten om zo optimaal mogelijk te kunnen participeren. CMO STAMM organiseerde een versnellingssessie op dit onderwerp, waarin deze vragen zijn voorgelegd aan vluchtelingen, professionals en buurtbewoners. Ook deze keer lukte het prima om de antwoorden van de afzonderlijke deelnemers samen met de groep te vertalen naar wat nodig is om de integratie te laten slagen. Aan deze sessie namen in totaal bijna 30 deelnemers deel.

Interessante uitkomsten

Zoals gezegd zijn vluchtelingen, professionals en buurtbewoners het er met elkaar over eens dat ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘taal’ en ‘ontmoeten’ cruciaal zijn voor een goede integratie, evenals dieperliggende waarden zoals ‘wederzijdse acceptatie’ en ‘vertrouwen’.

Ook helpt het hebben van een concreet doel – zoals opleiding, werk, vrijwilligerswerk – bij het integreren. De ervaring leert dat veel vluchtelingen wel eerst een huis nodig hebben voordat ze met andere doelen aan de slag gaan.

Een interessante uitkomst van deze sessie is dat waar de vluchtelingen de prioriteiten leggen voor integratie, niet altijd hetzelfde is waar professionals en buurtbewoners de prioriteiten leggen. Voor vluchtelingen staat ‘taal’ op de eerste plaats en ‘ontmoeting’ op de tweede; voor professionals en buurtbewoners zou het moeten beginnen met ‘eigen verantwoordelijkheid’, eveneens gevolgd door ‘ontmoeting’.

Deze en andere uitkomsten zijn erg belangrijke input voor de nieuwe innovatieve aanpak voor integratie met meer impact in de toekomst.

Versnellingssessie

CMO STAMM beschikt nu een paar jaar over een versnellingssessie (software, laptops e.d.). Een versnellingssessie is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij alle deelnemers digitaal een bijdrage leveren aan gedachtevorming. Deze digitale brainstorm levert in korte tijd veel inzicht in verschillende perspectieven. Zeer regelmatig wordt deze ingezet, voor uiteenlopende doelen en doelgroepen. Er zijn diverse sessies gehouden met jongeren, ouders van leerlingen, dorpsbewoners, Wmo-cliënten. Dergelijke versnellingssessies leveren interessante informatie op voor het beleid. Deelnemers ervaren het meedoen bijna altijd als positief. Omdat ze belangrijke inbreng kunnen leveren en omdat ze ook horen wat hun ‘lotgenoten’ ervan vinden. Soms is niet iedereen in staat om zinvol mee te doen aan een versnellingssessie. Maar met een beetje (computer)hulp blijkt er verrassend veel mogelijk.

Drenthe is de eerste regenboogprovincie van Nederland en inmiddels zijn bijna alle Drentse gemeenten ook regenbooggemeente, in navolging van de koplopergemeente Assen. Provincie en gemeenten willen hiermee een impuls geven aan de sociale acceptatie, de zichtbaarheid en de veiligheid van lesbiennes, homo- en biseksuelen en transgenders in Drenthe.

Zoeken naar nieuwe manieren om de verschillende bewegingen in de maatschappij weer te verbinden met de politieke democratie.

Vanaf 2009 is er een onverminderde stijging te zien van jongeren die leven in een gezin met een bijstandsuitkering.

Tussen 2006 en 2009 daalde in het hele land het aandeel 0- t/m 17-jarigen dat in een gezin met een bijstandsuitkering leeft. Vanaf 2009 is er een onverminderde stijging te zien. In de provincies Groningen en Drenthe doen deze trends zich ook voor, met als gunstige uitzondering een zeer lichte daling in het meest recente cijfer (2015 ten opzichte van 2014). Het aandeel jongeren dat opgroeit in een bijstandsgezin ligt in de provincie Groningen al jarenlang hoger dan landelijk, in 2015 bijna 2 procentpunten. Drenthe steekt juist gunstig af tegen het landelijke beeld. Voor beide provincies geldt overigens dat er grote onderlinge verschillen zijn tussen de gemeente.

 

Figuur 1: Percentage 0- t/m 17-jarigen in Nederland en in de provincies Groningen en Drenthe dat opgroeit in gezin met bijstandsuitkering

Bron: Kinderen in Tel en Sociaal Planbureau Groningen

 

Omdat Drenthe minder kinderen en jongeren telt dan Groningen lijken de verschillen tussen beide provincies nog groter als het om de aantallen kinderen in een bijstandsgezin gaat. In Drenthe waren dit eind 2015 ruim 5.600; in Groningen ruim 8.900.

De trends die hierboven zijn benoemd zijn ook te herkennen in de cijfers over afzonderlijke Drentse en Groningse gemeenten. Vrijwel overal was 2009 het jaar waarin het percentage kinderen in bijstandsgezinnen het meest gunstig was. In 9 van de 12 Drentse gemeenten en 18 van de 23 Groningse gemeenten zijn de cijfers over 2015 minder gunstig dan die over 2006. De percentages zijn per gemeente weergegeven in de figuren 2 en 3.

Kinderen in Tel geeft sinds 2005 jaarlijks een beeld van het welzijn van kinderen en jongeren in Nederlandse provincies en gemeenten aan de hand van een beperkt aantal indicatoren. De indicator  ‘kinderen in armoede’ betreft het percentage 0- tot en met 17-jarigen dat in een gezin leeft dat rond moet komen van een bijstandsuitkering.

Zoals wordt onderstreept in het Databoek 2016 van Kinderen in Tel heeft opgroeien in armoede grote gevolgen voor kinderen. Deze gaan verder dan niet kunnen meedoen aan leuke dingen als schoolexcursies, feestjes of vakanties. Armoede werkt door in alle aspecten van het leven en vormt een risicofactor voor onder meer psychosociale problemen, voortijdig schoolverlaten en kindermishandeling.

 

Figuur 2: Percentage 0- t/m 17-jarigen in Drentse gemeenten dat opgroeit in gezin met bijstandsuitkering

Bron: Kinderen in Tel

 

Figuur 3: Percentage 0- t/m 17-jarigen in Groningse gemeenten dat opgroeit in gezin met bijstandsuitkering

Bron: Kinderen in Tel en Sociaal Planbureau Groningen

 

CMO STAMM maakt zich graag sterk voor het terugdringen van armoede en schulden in Nederland. Want ieder gezin en ieder kind dat opgroeit in armoede is er een teveel. Dit doen we door inzicht te bieden in de problematiek, deskundigheidsbevordering en investeren in innovatieve projecten die zich richten op het tegengaan van armoede en schulden. Wij geloven daarbij sterk in de kennis, de kracht en het inzicht van mensen die zelf in armoede leven. Dankzij hun inbreng kan er een nieuwe kijk op armoede ontstaan, met werkende oplossingen voor reële problemen. Binnenkort brengen we een special uit over dit onderwerp.

www.armoedegroningen.nl

Bronnen

Bas Tierolf, Rob Gilsing, Majone Steketee (red), Kinderen in Tel, Databoek 2016, Verwey-Jonker Instituut e.a., februari 2017

Verder zijn eerdere databoeken van Kinderen in Tel, CBS Statline en de databank van het Sociaal Planbureau Groningen geraadpleegd.

© 2025 CMO STAMM - Disclaimer - Privacyverklaring - Sitemap

X