Sinds de invoering van de Wmo 2015 moeten gemeenten jaarlijks onderzoek doen naar de ervaringen van hun Wmo-cliënten. De drie hoofdthema’s in het onderzoek zijn: het contact met de gemeente, de kwaliteit van de ondersteuning en het effect van de ondersteuning op het leven van de cliënt.
Het onderzoek vindt plaats volgens landelijke instructies, waaronder de verplichting om tien landelijk vastgestelde vragen op te nemen. Daarnaast zijn gemeenten vrij om andere vragen op te nemen. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een Drents en een Gronings plan van aanpak. De resultaten zijn terug te lezen op een speciale webportal. Het onderzoek over 2015 is gehouden in het voorjaar van 2016.
Aan het cliëntervaringsonderzoek namen in beide provincies 37% van de daartoe uitgenodigde Wmo-cliënten deel. In Groningen hanteerden de 18 deelnemende gemeenten dezelfde vragenlijst; in Drenthe werd een aantal verschillende versies gebruikt. (In aansluiting op de informatiebehoefte van de betreffende gemeente).
In de provincie Groningen rapporteerde driekwart van de respondenten dat ze positieve ervaringen hebben met zowel het contact met de gemeente, als de kwaliteit van de ondersteuning en het effect van de ondersteuning op hun leven. Opmerkelijk was dat bij de vragen die specifiek over de tevredenheid van de Wmo-cliënt gingen slechts tweederde positief was. Verder sprong de vraag over de onafhankelijke cliëntondersteuner eruit: minder dan een kwart van de respondenten was ermee bekend dat hij hiervan gebruik kon maken. Zowel in de deelname aan het onderzoek als in de beantwoording van de vragen kwamen behoorlijke verschillen tussen gemeenten naar voren. Bijzonder was dat dit soms ook het geval was bij gemeenten die samenwerken op het gebied van de Wmo en dezelfde beleidsuitgangspunten en werkwijze hanteren.
Over het algemeen scoorden ook de Drentse gemeenten positief. Vooral de vraag over het effect van de ondersteuning scoorde hier gemiddeld hoog. Vier van de vijf respondenten gaf aan zich beter te kunnen redden door de ontvangen ondersteuning. Het contact met de medewerker van de gemeente werd gemiddeld genomen minder goed beoordeeld, echter bijna twee op de drie respondenten scoorde alsnog positief op deze vragen. De vragen over de mantelzorg en het gebruik van een onafhankelijk cliëntondersteuner werden opvallend minder positief beoordeeld. Zo had maar iets meer dan de helft (56%) van de ondervraagde cliënten die mantelzorg ontvingen, het idee dat hun naaste de zorg aankon en wist slechts een kwart (24%) van de ondervraagde cliënten dat er gebruik gemaakt kon worden van een onafhankelijk cliëntondersteuner.
Een werkwijzer als beleidsnotitie waar ook andere gemeenten hun voordeel mee kunnen doen.
Op 15 en 16 juni 2016 heeft CMO STAMM in opdracht van, en in samenwerking met, de gemeenteraden van Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn twee inwonersavonden georganiseerd. Bijna 300 inwoners en vertegenwoordigers van organisaties uit de vier gemeenten dachten mee over de toekomst van de nieuw te vormen gemeente Westerkwartier.
Beide bijeenkomsten in de Postwagen in Tolbert waren drukbezocht. Er zijn volop onderwerpen en ideeën ingebracht. Wat bij beide bijeenkomsten sterk naar voren kwam, is dat iedereen zich Westerkwartierder voelt en de toekomst van dit mooie gebied graag samen vorm wil geven.
De aanwezigen werden in groepen van gemiddeld 20 personen verdeeld. Met de groep is onder meer gebrainstormd over wat mooi is aan het Westerkwartier, wat behouden moet blijven en wat beter kan. Dit resulteerde in een aantal voor de deelnemers belangrijke thema’s, zoals behoud van het (cultuur)landschap, bereikbaarheid, nabijheid van bestuur, goede (zorg)voorzieningen, onderwijs, economische ontwikkeling en duurzaamheid. Die thema’s werden vervolgens uitgediept en concreter gemaakt aan de hand van de vraag ‘Wat moet er in 2026 gebeurd zijn rond dat thema?’ Deze laagdrempelige werkvorm zorgde voor veel inbreng van en contact tussen deelnemers.
De uitkomsten van beide avonden worden verwoord in een verslag en verwerkt in de toekomstvisie voor de nieuwe gemeente Westerkwartier. Het blijft niet bij de nu georganiseerde bijeenkomsten. Als de uitgangspunten voor de nieuwe gemeente staan, moet er nog inhoud aan gegeven worden. Daar willen de gemeenten de inwoners en organisaties graag bij betrekken. Vrijwel alle aanwezige inwoners hebben aangegeven graag mee te willen denken over de toekomst van het Westerkwartier.
Een blog door Saskia Duursma
Het kost lef om je te verwonderen. Je niet te laten leiden door belemmeringen, maar te dromen. Deelnemende ambtenaren aan de leergang Overheidsparticipatie met LEF doen dat. En zijn daarmee in mijn ogen lefgozers.
Ik spreek dagelijks mensen op een gemeentehuis. Werkte er ooit zelf ook. Als ambtenaar ben je ervaringsdeskundige; beschouw je de wereld op jouw manier, schrijf je er beleid over en regel je financiering via college en gemeenteraad. Daarna ben je natuurlijk altijd bereid er vragen over te beantwoorden en er toelichting op te geven aan wie dan ook: bewoners, collega’s of kritische meedenkers. Alleen wordt er in deze tijd vooral gevraagd je te verwonderen en anderen de kans te geven hun beschouwingen te geven. Om geen ervaringsdeskundige meer te zijn.
Dat is maar goed ook, want wie zegt er dat jouw beschouwingen kloppen? Hoe ouder ik word, hoe meer ik inzicht krijg dat mijn beschouwing van de wereld lang niet altijd de meest passende, inspirerendste of de meest vernieuwende is. Ik denk dat het lef kost je niet als ervaringsdeskundige op te stellen maar andere inzichten toe te laten. Het is daarnaast ook ontzettend leuk, een feest om te doen. Je te voeden met de dromen en energie van anderen. Vooral ook buiten het gemeentehuis. In gesprek gaan over wat er nodig is en je laten inspireren en verwonderen door anderen, de dingen soms totaal anders zien dan jij, en waarmee je samen uiteindelijk komt tot iets wat goed is. Wat werkt, impact heeft.
Het geeft soms ook verwarring om zelf te merken hoe vast je zit in bepaalde denkpatronen. Hoe snel je denkt ” ja, maar..”, of hoe snel wilde ideeën van anderen ook gewoon té wild lijken. Hoe ontzettend moeilijk het is gewoon te luisteren, zonder ondertussen van alles te denken of te vinden.
Ik zie dezelfde worsteling ook bij deelnemers aan onze leergang. Sommigen zijn duidelijk beter in staat te luisteren zonder oordeel dan anderen. Zich over te geven aan het onbekende zonder te weten wat er van jou verwacht wordt. En of je het dan wel goed doet, of niet. Die warmen zich aan het energieke vuurtje van iemand met een idee, een droom, of initiatief. En vragen zich misschien stiekem wel af of ze niet ook gewoon beter af zouden zijn aan de andere kant van de tafel in plaats van als ambtenaar. Want op een gemeentehuis zijn nog best veel blokkades, regels, procedures en collega’s die zich ervaringsdeskundige vinden. Probeer dan maar eens je vrije denken vast te houden.
Ik ben daarom ontzettend trots op de 1e lichting lefgozers: die hebben zich verwonderd en hebben over hun eigen persoon en manier van werken nagedacht. En hebben hun leertraject via persoonlijke verhalen volgens gedeeld met anderen. Prachtig en soms ontroerend. Dat geeft energie en hoop voor de toekomst! Mijn wens is dat gemeentehuizen straks vol lefgozers zitten. Ik hoop dat we daar met de leergang een aanzet en bijdrage voor hebben gegeven.
Een kwart van de Noorderlingen die in een krimpregio woont, vindt dat de leefbaarheid het afgelopen jaar achteruit is gegaan. Dit is hoger dan in regio’s waar geen krimp is (15%), blijkt uit onderzoek van het Sociaal Planbureau Groningen, Fries Sociaal Planbureau en CMO STAMM.
In april 2016 zijn bijna 4.500 inwoners uit Groningen, Friesland en Drenthe bevraagd naar de ervaren leefbaarheid en de waardering van hun eigen woonomgeving. Deze vragenlijst is uitgezet onder de burgerpanels in de drie Noordelijke provincies. In Drenthe hebben we gebruik kunnen maken van het Drents Panel van de Provinciale Staten van Drenthe. Van alle bevraagde panelleden woont meer dan één op de vier (1.175) in een krimpgebied. De panelleden geven de leefbaarheid in hun woonomgeving gemiddeld een 7.7. De voorzieningen in de woonomgeving krijgen gemiddeld een 7.1. Binnen de krimpregio’s ligt dit cijfer bijna een halve punt lager (6.7). De verschillen tussen de provincies zijn klein, maar de Drentse panelleden scoren op zowel leefbaarheid als voorzieningen het hoogst.
Bekijk het feitenblad Leefbaarheid en Krimp Noord-Nederland
Wanneer wordt gevraagd naar de verhuisplannen, valt op dat vooral jongvolwassenen (18-34 jaar) willen verhuizen. Binnen de komende twee jaar zegt 21% van deze groep zeker te willen verhuizen en 28% wil misschien verhuizen. De belangrijkste reden die Noorderlingen aangeven om te verhuizen is vanwege de gezondheid (32%), of onvrede met de huidige woning (22%). Van de Groninger panelleden geeft één op de vijf verhuisgeneigden aan te willen verhuizen vanwege de aardbevingen als gevolg van gaswinning. De Groninger panelleden zijn ook dubbel zo vaak (zeer) ontevreden over de waardeontwikkeling van hun woning in vergelijking met de andere provincies (42% ten opzichte van 19% in Friesland en 15% in Drenthe).
De eerste bevindingen zijn door de planbureaus van Groningen en Friesland, en CMO STAMM verwerkt tot een beknopte publicatie. Deze wordt 2 juni aangeboden op de Landelijke Conferentie Bevolkingsdaling. Daarnaast komen de planbureaus en CMO STAMM deze zomer met uitgebreide rapportages per provincie over onder andere de woonomgeving, sociale contacten en de eigen inzet voor verbetering van de leefbaarheid in de woonbuurt.
Meer informatie (met betrekking tot dit onderzoek of de burgerpanels):
Fries Sociaal Planbureau: Wilma de Vries 06 446 221 88, wdevries@friessociaalplanbureau.nl
Sociaal Planbureau Groningen/Trendbureau Drenthe: Femke de Haan 06 525 896 14, f.dehaan@sociaalplanbureaugroningen.nl