Steeds meer bewoners maken werk van goede ideeën om hun leefomgeving te verbeteren. Bijna altijd moeten ze het wiel opnieuw uitvinden. Twee websites – ideeenbankgroningen.nl en burgerkrachtindrenthe.nl – steken de helpende hand uit. De websites staan bomvol inspirerende projecten, tips, advies en het beste van alles: je kan er makkelijk contact leggen met wie je ook maar nodig hebt.
De balkonmoestuinen van Groenterand, de zorgcoöperatie Loppersum, de Rijdende Popschool – het is maar een zeer bescheiden greep uit de grabbelton van fraaie projecten op de website van de Groningse Ideeënbank. Ideeënmakelaar Esther Rodenburg, namens CMO STAMM verbonden aan de Ideeënbank, vertelt over het groeiende succes.
“Mensen zeggen tegen elkaar: staat jouw project nog niet op de Ideeënbank? Die status heeft het inmiddels.” Er is veel contact tussen de onderlinge projecten. Rodenburg: “Dat is ook een van de belangrijkste doelen. Via de websites, ook die in Drenthe, kunnen mensen elkaar bevragen en tips geven. Je vindt er projecten die misschien sterk op jouw plannen lijken, maar je komt er ook op nieuwe ideeën. Het draait om zowel informatie als inspiratie.“
Beide sites bieden ook een optie om hulp te vragen van professionals. CMO STAMM zit achter de knoppen. Rosenburg: “Wij lossen zelf geen problemen op, maar brengen je in contact met de juiste organisaties of de gemeente. We kennen de weg en dat is vaak het halve werk.” En als deuren moeilijk opengaan? “Uiteraard loodsen we je actief naar binnen, mocht dat nodig zijn.” Handig.
Benieuwd naar projecten, op zoek naar informatie in de uitgebreide kennisbank of hulp nodig van een ideeënmakelaar? Ga naar de website van je provincie en laat je inspireren.
Meer informatie:
Esther Rodenburg (Ideeënbank)
www.ideeenbankgroningen.nl
Marcel Endendijk (BurgerkrachtinDrenthe)
www.burgerkrachtindrenthe.nl
Eén van de gevolgen van dalende leerlingaantallen is dat er een overschot ontstaat aan vierkante meters onderwijsruimte in Drenthe. Op steeds meer plaatsen noopt de krimp schoolbesturen ook tot het sluiten en fuseren van scholen, waardoor hele schoolgebouwen vrijkomen – terwijl op andere plaatsen nieuwe gebouwen neergezet worden om de fusiescholen te huisvesten.
De stuurgroep Onderwijs en Krimp Drenthe heeft, mogelijk gemaakt door de provincie Drenthe, aan CMO STAMM gevraagd om de problematiek van leegstand en vrijkomende schoolgebouwen in Drenthe nader in kaart te brengen. Doelstelling van deze opdracht is een helder beeld te geven van de omvang van het vraagstuk en bij te dragen aan het delen van oplossingsrichtingen.
Zie ook www.cmostamm.nl/nieuws/een-op-de-tien-lokalen-in-drenthe-staat-leeg
Klik hier voor de voor de resultaten van de inventarisatie (powerpointpresentatie kennisatelier 29 september)
Basisscholen in Drenthe zitten, mede als gevolg van de leerlingendaling van de afgelopen jaren, vaak te ruim in hun jasje. Ruim één op de tien lokalen is ‘over’. Over tien jaar zal dat aantal zijn verdubbeld, als er niets verandert aan de gebouwen. Dat blijkt uit een inventarisatie die CMO STAMM deed in opdracht van de stuurgroep Onderwijs en Krimp Drenthe. Op dinsdag 29 september organiseerde CMO STAMM een Kennisatelier over leegstand en herbestemming in de leegstaande school van Fort (De Wolden).
Basisscholen hebben recht op een bepaalde oppervlakte aan schoolgebouw, afhankelijk van het aantal leerlingen. In Drenthe als geheel hebben scholen op dit moment ruim 10% ruimte te veel. In sommige gemeenten loopt het overschot aan ruimte nu al op tot bijna 20%. In 2025 zal het overschot zijn opgelopen tot één op de vijf lokalen in de provincie als geheel; de gemeente Westerveld spant dan de kroon met één op de drie.
Het overschot aan ruimte wordt soms gebruikt voor kinderopvang of een peutergroep; vaak gebruiken scholen de ruimte ook zelf. Dat kost de schoolbesturen veel geld – dat niet ten goede kan komen aan het onderwijs. De bekostiging vanuit het Rijk is immers wel gebaseerd op het aantal leerlingen. CMO STAMM becijferde dat de kosten voor schoolbesturen op jaarbasis liggen tussen de zes ton en 1,7 miljoen euro, afhankelijk van de vraag of het lokaal wordt gebruikt en dus verwarmd, of dat het werkelijk leeg staat. In 2025 zal dit zijn opgelopen tot een bedrag tussen de één en drie miljoen.
Niet alleen het aantal lege lokalen, maar ook het aantal volledige schoolgebouwen zal de komende jaren toenemen, zo is de verwachting. Op dit moment wachten ruim twintig schoolgebouwen in Drenthe op een nieuwe bestemming. In de afgelopen jaren zijn verschillende gebouwen in de provincie herbestemd tot woonhuis, bedrijfsruimte of zorginstelling. Om een indruk te krijgen van de mogelijkheden, kregen de aanwezigen van het kennisatelier in Fort een rondleiding door de lege school door twee zorgondernemers die de school gaan omvormen tot kleinschalige voorziening voor ouderenzorg.
Klik hier voor de voor de resultaten van de inventarisatie (powerpointpresentatie kennisatelier 29 september).
Zie ook:
DvhN We krimpen een klas per jaar
DvhN Een op de tien lokalen staat leeg
Meer dan 100 vertegenwoordigers van gemeenten, welzijn en andere maatschappelijke organisaties waren op 24 september aanwezig bij de eerste bijeenkomst Schuldenproblematiek en Beschermingsbewind, georganiseerd vanuit de Steunfunctie Armoede Groningen.
Marcel Kooi, directeur van Beschermingsbewind Kompas ging in op de impact van beschermingsbewind op cliënten. Vervolgens vertelde Sella Meijs, bestuursadviseur gemeente Arnhem over de aanpak BooM (Budgetondersteuning op Maat) als alternatief op beschermingsbewind. De beide presentaties leidden tot een boeiende discussie tussen de deelnemers en de sprekers.
De presentaties kunt u hier downloaden:
Voor meer informatie over dit thema; zie ook onze website www.armoedegroningen.nl.
Op maandag 14 september werden de eerste resultaten van het woningmarkt-onderzoek in het aardbevingsgebied gepresenteerd. OTB, onderdeel van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft, voert dit onderzoek uit met medewerking van CMO STAMM. Dat doen ze in opdracht van de Dialoogtafel Groningen. Het zijn de resultaten van een enquête onder bewoners in het aardbevingsgebied, waarin gevraagd is naar hun woonbeleving en woningbehoeften. Ook het Groninger Panel, onderdeel van Sociaal Planbureau Groningen, is bevraagd. In totaal deden 4266 mensen in 9 gemeenten* mee aan het onderzoek. Opvallend resultaat is dat de tevredenheid over de leefbaarheid van de woonomgeving laag is, slechts 55% geeft aan zeer tevreden te zijn. De verhuisgeneigdheid wijkt behoorlijk af van het landelijk gemiddelde. Onder de respondenten wil bijna 40% zeker of misschien verhuizen. Landelijk is dat 29%. Een groot gedeelte daarvan wil het risicogebied uit.
De aardbevingen spelen een belangrijke rol in de wens om te verhuizen. Voor de mensen die aangeven misschien te willen verhuizen, hangt dit in sterke mate af van het overheidsbeleid ten aanzien van de aardbevingen. Veel mensen staan open voor een goede opkoopregeling. En als de overheid de woning aardbevingsbestendig maakt, blijft de meerderheid graag in de eigen woning wonen. De privé- en werksituatie, die normaal gesproken het belangrijkste motief is om te verhuizen, speelt in dit gebied een kleinere rol dan elders.
In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen 4 risicogebieden, ingedeeld op basis van het aantal woningen met schade (in categorie 1 heeft minder dan 5% van de woningen schade, in categorie 4 is dat meer dan 60%). Ook is onderscheid gemaakt in krimp- en niet-krimpgebied. In het gebied dat in categorie 4 valt én dat te maken heeft met krimp, scoren de respondenten over het algemeen (nog) minder positief op tevredenheid met de leefbaarheid, zeggen ze vaker te willen verhuizen en meer problemen op de (koop)woningmarkt te verwachten bij een eventuele verhuizing.
“Zorgen meer dan terecht”
“De resultaten van dit onderzoek geven nogmaals aan dat onze zorgen over de effecten van de aardbevingen meer dan terecht zijn. Inwoners van Groningen maken zich grote zorgen. De negatieve spiraal als gevolg van de aardgaswinning moet snel worden omgebogen in herstel en positieve kansen voor Groningen. Onder regie van de Nationaal Coördinator Groningen moeten we hier keihard aan werken“, alsdus Geert-Jan ten Brink, voorzitter van de begeleidingscommissie vanuit de Dialoogtafel en burgemeester van de gemeente Slochteren.
Verdieping van de resultaten
Van de 4266 mensen gaven ruim 1000 aan te willen meewerken aan verdere verdieping van de enquêteresultaten. De Dialoogtafel vindt het belangrijk dat iedereen hiertoe de gelegenheid krijgt. In oktober en november worden 15 bijeenkomsten georganiseerd. Iedereen die zich hiervoor heeft opgegeven krijgt een persoonlijke uitnodiging voor een van deze bijeenkomsten.
Breed onderzoeksprogramma
Het onderzoek naar woonbeleving en woningbehoeften is onderdeel van een breed onderzoeksprogramma. Daarin worden ook onderzocht de ontwikkelingen op de regionale woningmarkt, zoals verhuisbewegingen en vertrouwen in de woningmarkt, en de waardeontwikkeling en verkoopbaarheid van woningen.
Aanleiding voor dit programma zijn de zorgen over de effecten van de aardbevingsproblematiek op de woningmarkt, op allerlei fronten. Met dit onafhankelijke onderzoek wil de Dialoogtafel deze gevolgen breed in kaart brengen, maar ook input ophalen voor mogelijke maatregelen.
De eindrapportage met overall conclusies verschijnt in december 2015.
Onafhankelijk onderzoek
OTB is onderdeel van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Coördinator van het onderzoek is prof. dr. Peter Boelhouwer. OTB werkt in het deelonderzoek naar woonbeleving en woningbehoeften samen met CMO STAMM, dat een groot deel van de uitvoering deed en samen met de Dialoogtafel de 15 verdiepende bijeenkomsten organiseert.
* Appingedam, Bedum, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum
Uit recente cijfers van het CBS blijkt dat eenzaamheid in Nederland vooral voor komt bij ouderen, en dan met name oudere mannen. Eén op de acht mannen van 75 jaar en ouder voelt zich eenzaam (12%), en één op de 20 vrouwen (5%). Het gaat hier over eenzaamheid onder ouderen die zelfstandig wonen. Ouderen die wonen in instellingen of tehuizen zijn in het CBS onderzoek niet meegenomen.
De afgelopen weken zijn ouderen en professionals in Drachten, Delfzijl, Ter Apel en Hoogeveen door CMO STAMM/Sociaal Planbureau Groningen gevraagd wat zou kunnen helpen om eenzaamheid onder ouderen te verminderen. Dat gebeurde in het kader van het project Spil, even buurten. Dit is een project waarin het eigen sociale netwerk van zelfstandig wonende ouderen wordt versterkt zodat zij zo lang mogelijk in hun eigen huis te kunnen blijven wonen met praktische hulp en steun uit hun eigen directe omgeving.
Uit de gehouden versnellingssessie (digitale brainstorm) komt naar voren dat ouderen die zich eenzaam voelen het meest hebben aan persoonlijke aandacht en contact. Dat kan een bezoekje zijn, een praatje, een luisterend oor, een maatje, samen eten met iemand. Het hebben van een eigen sociaal netwerk is eveneens heel belangrijk voor ouderen die zelfstandig thuis wonen. Het blijkt dat ouderen het vaak moeilijk vinden om iets aan een ander te vragen; dat is een generatiekwestie.
Vaak worden voor ouderen allerlei groepsactiviteiten georganiseerd om de eenzaamheid te bestrijden en mensen met elkaar in contact te brengen. Dat lijkt maar een deel van de behoefte te zijn. Veel ouderen vinden juist persoonlijk contact rustiger en prettiger dan activiteiten in groepsverband met mensen die ze nauwelijks kennen. Het komt voor ouderen neer op maatwerk leveren. Een knelpunt dat naar voren komt is de neiging van gemeenten om allerlei sociale activiteiten ‘op te schalen’ naar één centrale plek in een buurt of wijk. Vaak is de consequentie voor ouderen hiervan dat er vervoer nodig is om op die locatie te komen, en dat is een flinke belemmering voor deelname. Ook een eigen financiële bijdrage kan voor ouderen een drempel zijn om mee te doen, zo bleek uit de sessies.
Zowel voor ouderen zelf áls voor professionals rondom de ouderen is het belangrijk dat men zich bewust is van het probleem van eenzaamheid. Soms vinden ouderen het moeilijk om hier voor uit te komen, of zien professionals eenzaamheid over het hoofd. Uit eerder onderzoek van CMO STAMM kwam al naar voren dat er globaal twee soorten eenzaamheid zijn: sociale eenzaamheid (gebrek aan sociale contacten en relaties), en emotionele eenzaamheid (gemis van een dierbare, verlieservaring, je niet thuis voelen in je omgeving etc.). Dat geldt niet alleen voor ouderen. Zoals uit de figuur blijkt komt eenzaamheid in alle leeftijden voor. Gerichte aandacht hiervoor is van belang. Samen met de betrokkene kan gezocht worden naar de achterliggende problematiek en een best passende aanpak worden besproken.
Uit ons onderzoek komt ook naar voren dat sommige ouderen hun eenzame situatie niet als een groot probleem ervaren. Zij geven aan vooral met rust gelaten te willen worden en niet teveel gepushed om toch vooral deel te nemen aan allerlei activiteiten of bezoekjes aan huis.
Kortom: respect voor de wens van ouderen, hen serieus nemen in wat zij aangeven nodig te hebben is het allerbelangrijkste. Om daar achter te komen is natuurlijk wel persoonlijk contact noodzakelijk. Maar als dat contact in het teken staat van echt luisteren naar de persoon in kwestie is er al een wereld gewonnen.
Het eindrapport van het project Spil, even buurten Noord Nederland verschijnt in januari 2016.
Meer informatie:
Hermien Maarsingh
Projectleider Spil even buurten Noord Nederland
Bron: CBS 25 september 2015
Door alle veranderingen in de zorg wordt een steeds groter beroep gedaan op mantelzorgers. Mantelzorg geeft aan de ene kant voldoening, maar kan ook belastend zijn. Zeker als mantelzorgers al jarenlang 24 uur per week zorgen, de mantelzorg moeten combineren met werk en/of een gezin, of als ze op leeftijd zijn. Hoe houd je dan de zorg vol?
CMO STAMM heeft een workshop “Hoe houd ik de mantelzorg vol” ontwikkeld. In de gemeenten Marum en Veendam is deze workshop, op verzoek van de steunpunten mantelzorg, gegeven aan groepen mantelzorgers.
In een 2-2,5 uur durende workshop gaat een adviseur van CMO STAMM in gesprek met mantelzorgers over manieren om de zorg vol te houden, te delen en los te laten. Ook wordt de mate van belasting getest en zijn de deelnemende mantelzorgers in de gelegenheid om ervaringen en tips uit te wisselen. Het steunpunt mantelzorg is nadrukkelijk betrokken bij de workshop.
Mantelzorgers zijn in de gelegenheid om hun belasting met lotgenoten te bespreken en krijgen in de workshop handvatten en tips aangereikt om de mantelzorg vol te houden.
Sinds 1 januari 2015 bestaat in Nederland het “Right to challenge”. Bewoners(-organisaties) kunnen nu zelf het initiatief nemen om een dienst uit te voeren, als zij vinden dat het beter/anders moet. Dit heet Right to Challenge (het recht om uit te dagen). Het initiatief verschuift van overheid naar burger: meedoen, eigen initiatief nemen en met dit Right krijgen bewoners ook de middelen en verantwoordelijkheid. Zo nemen bewoners(-organisaties) taken over die tot nu toe vaak door de lokale overheid werden uitgevoerd.
Meer informatie: www.cmostamm.nl/right-to-challenge
In de gemeente Westerveld is een particulier initiatief ontstaan dat je kunt scharen onder de titel “Right to challenge”. Het betreft de pilot Informatie- en Contactcentrum Zorg & Welzijn Naobuur in Vledder, dat als doel heeft om zorg dichtbij de burger te realiseren, afgestemd en integraal in het sociaal domein en de zorgverzekeringswet.
De gemeente wil de voorlopige kaders “Right to challenge” verder ontwikkelen mede aan de hand van de uitvoeringservaring in dit project.
CMO STAMM adviseert de gemeente bij de ontwikkeling van de pilot, daar waar het de meting van resultaten en monitoring betreft. Daarnaast ontwikkelt CMO STAMM samen met de gemeente een kader voor “Right to challenge particulier initiatief zorg en welzijn”.
De inhoud en de vorm van de monitor en het kader “Right to challenge particulier initiatief zorg en welzijn” stelt CMO STAMM op, in samenwerking met de gemeente, het dorp en de werkgroep.
De input vanuit de monitor leidt tot handvatten voor inkadering van nieuwe initiatieven van deze aard en met name gericht op “Right to challenge particulier initiatief zorg en welzijn”.
Een bondig advies over kaders, beleidsregels en inkoopvoorwaarden voor eventuele volgende projecten.
Zorgketen Oosterlengte is binnen de intramurale zorg al langer bezig met het betrekken van de familie. Hiervoor wordt op een aantal locaties gebruik gemaakt van Familienet; een vorm van digitale communicatie. Oosterlengte vindt dat kennis en kunde van familieleden van hun bewoners beter benut kan worden om zo het welzijn en welbevinden van hun bewoners te vergroten. Dit vraagt om een familievriendelijke benadering door medewerkers binnen de diverse disciplines.
In 2015 wordt op 2 pilotlocaties van Oosterlengte vorm en inhoud gegeven aan familieparticipatie; in een kleinschalige woonvorm voor ouderen en in een woonzorgcentrum. CMO STAMM begeleidt de projectgroep die familieparticipatie invulling gaat geven op de 2 locaties.
De adviseur van CMO STAMM is procesbegeleider en zorgt er samen met projectgroep Familieparticipatie voor dat op 2 pilot-locaties invulling wordt gegeven aan familieparticipatie. Op de locaties zijn 2 werkgroepen verantwoordelijk voor de praktische invulling. Om draagvlak te creëren en informatie te verzamelen wordt een 0-meting gedaan d.m.v. het breed uitzetten van de Samenspelscan (ontwikkeld door Vilans). Deze wordt ook als eindmeting ingezet. De projectgroep vertaalt de uitkomsten van de Samenspelscan in actiepunten die door de werkgroepen op locatie in de praktijk worden ingevuld. Er is tussentijds steeds terugkoppeling tussen de projectgroep en de werkgroepen en v.v.
Bij de invoering van familieparticipatie wordt gebruik gemaakt van al bestaande werkwijzen, processen en hulpmiddelen, die toepasbaar worden gemaakt of aangevuld, om familieparticipatie te bevorderen. Het elektronisch zorgdossier en het SOFA- en COUP-model zijn ook goed te gebruiken bij de invoering van Familieparticipatie.
Oosterlengte heeft op 2 locaties een start gemaakt met familieparticipatie. Er ligt en plan van aanpak hoe familieparticipatie Oosterlengte breed bevorderd kan worden, met overeenkomsten en verschillen in aanpak binnen kleinschalig wonen en een woonzorgcentrum.
In krimpgebieden trekken veel voorzieningen weg, waardoor deze op grotere afstand van ouderen komen te liggen. Ouderen zijn, vanwege hun hoge leeftijd, vaak minder mobiel, waardoor zij deze voorzieningen minder makkelijk kunnen bereiken. Eelco Bos, stagiair bij CMO STAMM onderzoekt de relaties tussen de mobiliteit en het welzijn van ouderen in krimpgebieden. Het onderzoek brengt de mobiliteit en het welzijn van deze ouderen in kaart en bekijkt hoe deze informatie gebruikt kan worden om het welzijn van ouderen in krimpgebieden te behouden of te vergroten.
Voor het onderzoek zijn 11 ouderen uit dorpen in Groningen en Drenthe gevolgd met een GPS-logger die hun verplaatsingsgedrag vastlegde. Vervolgens gaven interviews aan de aan de hand van de GPS-informatie dieper inzicht in de mobiliteit en het welzijn van deze ouderen. Op dit moment wordt de onderzoeksdata verwerkt en de verwachting is dat het onderzoek eind november is afgerond. De resultaten van het onderzoek kunnen gebruikt worden om de leefbaarheid van krimpgebieden voor de oudere inwoners te verbeteren.
Op 19 en 20 november zal Eelco het onderzoek presenteren op het CVS-congres in Antwerpen. Dit is een tweedaags congres waar onderzoekers en beleidsmakers ideeën en onderzoeken presenteren op het gebied van verkeer, vervoer en ruimtelijke ordening. De congresorganisatie heeft begin dit jaar een blogwedstrijd voor jongeren uitgeschreven, waarmee deelname aan het CVS-congres 2015 gewonnen kon worden. Omdat de blog van Eelco tot een van de drie beste behoorde en zijn onderzoek binnen de het kader van het congres past, wordt het onderzoek hier gepresenteerd. Meer informatie over het congres kunt u vinden op www.cvs-congres.nl.
Uiteraard is het rapport ook beschikbaar via de website van CMO STAMM.
Over 5 jaar zullen er 25 duizend minder leerlingen in de eerste twee leerjaren van het middelbaar Nederlands onderwijs zitten dan nu. Dat blijkt uit de referentieraming 2015 van het ministerie van Onderwijs. Dat heeft grote gevolgen voor de organisatie van het onderwijs, met name in de krimpregio’s.
De krimp zorgt ervoor dat brede scholengemeenschappen in verschillende regio’s zullen verdwijnen. In Maastricht verdwijnen de scholengemeenschappen na de zomervakantie. Alle middelbare scholieren in de Limburgse hoofdstad worden de komende jaren op schooltype bij elkaar gezet. Er komt dus één school voor het vmbo, één voor de havo en één voor het vwo. LVO, het bestuur van de meeste Limburgse middelbare scholen, heeft die beslissing genomen vanwege de sterke daling van het aantal leerlingen. Voor de komende tien jaar wordt in Maastricht een krimp voorspeld van 25 procent. In Weert was het schoolbestuur om dezelfde reden al eerder begonnen met de vorming van aparte vmbo-, havo- en vwo-scholen, waardoor er meer leerlingen van hetzelfde niveau in hetzelfde schoolgebouw komen te zitten.
Scholen die kleiner worden, krijgen steeds minder geld van het ministerie van Onderwijs, omdat ze per leerling gefinancierd worden. Door leerlingen per onderwijssoort bij elkaar te zetten, ontstaan volgens LVO in Maastricht weer stevige scholen die juist kunnen investeren in de kwaliteit van het onderwijs.
De referentieraming van het ministerie van Onderwijs geeft de verwachtingen van de leerlingenaantallen tot 2020 weer. Het voortgezet onderwijs (vo) kan de volgende 5 jaar een flinke krimp tegemoet zien, zeker in de onderbouw. De krimp die voor scholen in Zeeland, Limburg en langs de oostgrens al merkbaar was, zal zich uitbreiden naar alle regio’s. Dit komt door een bevolkingsdaling vanaf 2004. Het ministerie verwacht daarnaast dat meer leerlingen een vmbo-opleiding zullen doen en minder naar havo/vwo gaan. Dit komt door een veranderde keuze en selectie rekening.
Ook in Drenthe zal de krimp de komende jaren voelbaar zijn in het voortgezet onderwijs. De provincie Drenthe voorspelt in de Bevolkingsprognose 2015-2040 dat het aantal inwoners tussen de 12 en 22 jaar in de komende tien jaar het snelst zal dalen in de gemeenten Aa en Hunze (-20%), Borger-Odoorn (-20%), Westerveld (-20%) en De Wolden (-18%). Alleen in Assen zal het aantal inwoners in deze leeftijdsgroep nog iets stijgen (+1%). Verschillende schoolbesturen in Drenthe denken daarom ook na over hoe zij het onderwijs in de toekomst willen organiseren.
Zie voor de verwachte krimpcijfers per vo-school de site van de NOS.
Eenzaamheid is een maatschappelijk probleem en heeft een negatieve invloed op het welzijn van mensen. Uit onderzoek van de GGD Groningen (gezondheidsenquêtes) blijkt een relatief hoog percentage inwoners in de provincie Groningen in enige mate eenzaamheid te ervaren. Dat kan leiden tot sociaal isolement en staat haaks op de wens van de overheid tot meer sociale participatie. Reden om in een proefproject (2010) in Loppersum en Eemsmond nader onderzoek te laten doen naar de eenzaamheid onder de bevolking en met name naar de effectiviteit van de werkwijzen die worden ingezet om eenzaamheid te bestrijden. CMO Groningen voerde het onderzoek uit.
De uitdaging was om inzicht te krijgen in verschillende werkwijzen en methoden om de eenzaamheid onder de bevolking aan te pakken. Wat is het aanbod aan voorzieningen en activiteiten op dit thema? Sluit de aanpak aan bij de aard en de mate van eenzaamheid bij verschillende bevolkingsgroepen? Hoeveel mensen worden bereikt? Wat verstaan we eigenlijk onder eenzaamheid?
Het onderzoek is uitgevoerd door middel van literatuurstudie, een aparte enquête onder (een representatieve steekproef uit) volwassenen en onder jongeren van 10-18 jaar in de gemeenten Eemsmond en Loppersum. Ook is een enquête gehouden onder een breed scala aan zorg- en welzijnsinstellingen in deze gemeenten. Na het onderzoek is een expertmeeting gehouden met professionals over de resultaten van de bewonersenquête en het bespreken van aanbevelingen en (nieuwe) aanpak.
De resultaten uit de enquêtes zijn weergegeven in het Rapport Eenzaamheid: je hebt iemand nodig. Uit de literatuurstudie kwam naar voren dat eenzaamheid niet gelijk gesteld kan worden met een tekort aan sociale contacten. Er kan sprake zijn van sociale eenzaamheid, maar ook van emotionele eenzaamheid. Beide vragen om een andere benadering. Sociale eenzaamheid komt vaker voor dan emotionele eenzaamheid.
De aanpak van eenzaamheid van de professionele instellingen bleek nog weinig specifiek te zijn. Maar alle instellingen bieden ‘iets’ aan, veelal gericht op het contactrijker maken van de sociale omgeving en persoonlijke activering d.m.v. huisbezoek en maatjesprojecten. De signalering en (h)erkenning kan nog wel beter. Omdat het aanbod om eenzaamheid te bestrijden weinig specifiek is maar opgenomen in het reguliere beleid en aanbod, kon niet worden gemeten wat de effectiviteit is t.a.v. eenzaamheidsbestrijding. Er zijn diverse aanbevelingen gedaan om de aanpak van eenzaamheid doelgerichter en meer op maat te maken.
Tijdens een krimpexperiment in Zuidoost-Drenthe brachten huisartsen ter sprake dat binnen tien jaar 17% van hun collega’s zou stoppen met werken. Dat kan een groot huisartsentekort in krimpgebieden opleveren en het ministerie van Binnenlandse Zaken wilde daar graag meer van weten.
Het ministerie gaf opdracht aan CMO STAMM om uit te zoeken of er in de drie noordelijke provincies een huisartsentekort dreigt. Het resultaat is het rapport ‘Anticiperen op verwacht huisartsentekort. Quick Scan voor de Noordelijke provincies’.
Een interview met Fenna Bolding hierover is te lezen in de Nieuwsflits van Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland.