Landelijk maken naar schatting zo’n 70.000 tot 100.000 mensen gebruik van dagbesteding (en dagopvang). Daaronder zijn veel ouderen. Deze opvang wordt gefinancierd vanuit de Wmo, Zvw en Wlz. Het is voor ouderen een belangrijke daginvulling die vele functies vervult zoals zingeving, dagritme en contact. Echter, door de coronamaatregelen zijn zowel dagbesteding als dagopvang veelal gesloten en is sociaal contact voor veel kwetsbare ouderen weggevallen. Het vinden van alternatieve vormen van dagbesteding is nu dan ook hard nodig. Geen gemakkelijke uitdaging, die vraagt om improvisatie en creativiteit. We zien dat welzijnsorganisaties, vrijwilligersorganisaties, bewonersinitiatieven en zorgpartijen hard werken aan alternatieven voor dagbesteding. We bespreken in dit artikel waar alternatieve dagbesteding zich op zou kunnen richten en zochten daarbij inspirerende voorbeelden.
Het ministerie van VWS geeft in de richtlijn ‘Dagbesteding- en opvang’ aan dat beide zoveel mogelijk moeten worden voortgezet. Dit geldt zeker voor cliënten in een onveilige of onverantwoorde zorg- of thuissituatie. Als ook voor cliënten met naasten in een vitaal beroep en cliënten met naasten die ontzorgd moeten worden om overbelasting te voorkomen.
Vanuit de signalen die wij hebben ontvangen uit het werkveld en onze literatuurstudie wijzen we je graag op vier aandachtspunten:
Wij hebben per aandachtspunt een aantal (regionale) voorbeelden verzameld. De onderstaande informatie geeft je een breed palet aan opties voor het bieden van een alternatieve dagbesteding aan (kwetsbare) ouderen en hun naasten.
Tijdens deze periode is bewegen voor ouderen belangrijk. Van veel zitten wordt niemand beter. SportDrenthe wil ouderen daarom stimuleren om zoveel mogelijk in beweging te blijven. Hiervoor is het platform coronactief.nl in het leven geroepen. Op dit platform plaatst SportDrenthe iedere dag filmpjes en tips om in beweging te blijven. Denk aan beweeglessen, wandel- en fietsroutes. Er is ook ruimte voor achtergrondartikelen waar je rekening mee moet houden met het oog op het coronavirus. Er zijn tips voor het gebruik van goede apps. En ze plaatsen activiteiten en initiatieven van anderen, zoals challenges van de lokale sportverenigingen.
Uit onderzoek blijkt dat kunst- en cultuurparticipatie en beleving een positieve invloed op ouderen heeft, bijvoorbeeld op het gebied van mentaal welbevinden en zingeving. Door met kunst en cultuur bezig te zijn, worden ook verschillende delen van de hersenen geactiveerd en uitgedaagd, precies wat nodig is om achteruitgang tegen te gaan. Dit geldt zowel voor actieve deelname als voor passieve beleving van concerten, voorstellingen e.d. Op dit moment zijn de culturele instellingen in Groningen en Drenthe nog dicht. Toch zijn er online veel mogelijkheden beschikbaar gesteld om kunst en cultuur te blijven beleven. Hieronder een selectie van het regionale aanbod:
“Onze hersenen, en zeker de prefrontale cortex, blijven optimaal functioneren als ze doorlopend en zo veel mogelijk worden uitgedaagd! Dat betekent dat de hersenen nieuwe informatie aangeboden moeten krijgen en moeten verwerken… Er zijn vele manieren waarop de hersenen uitgedaagd kunnen worden, en een daarvan is kunst.” – citaat is van Prof. Erik Scherder, hoogleraar Klinische Neuropsychologie. Uit: Kunst als recept, 2015, p5.
Uit het werkveld komen signalen dat kwetsbare ouderen, zeker op dit moment, amper zelf om ondersteuning vragen. Meer eenzaamheid ligt hierdoor op de loer. In Groningen en Drenthe was in 2016 al ongeveer 45-50% van de 65-plussers eenzaam. Zeer ernstige tot ernstige eenzaamheid kwam in 2016 in Groningen bij 9.4% van de 65-plussers voor en in Drenthe bij 8% van de 65-plussers. Dat is bijna 1 op de 10 van de 65-plussers. Dat zullen er in deze periode eerder meer dan minder zijn.
Vele organisaties in Groningen en Drenthe zijn actief bezig om eenzaamheid te bestrijden. Dit doen ze door actief contact te leggen met ouderen. Gewoon voor een praatje of bijvoorbeeld om ze te interesseren voor online activiteiten. Hieronder een aantal voorbeelden uit de regio:
“De infrastructuur m.b.t. het aanbod van digitale werkvormen en de uitvoerbaarheid daarvan in de praktijk is nog steeds niet goed op elkaar aangesloten. Als we dat met elkaar kunnen bereiken ook voor de langere termijn van digitaal contact onderhouden dan zou dat al een enorm bereik opleveren van kwetsbare ouderen en zeker gaan bijdragen aan het voorkomen van eenzaamheid!!” – Marja van den Berg, Stichting Welzijnswerk Hoogeveen
De maatregelen rondom de coronacrisis treffen mensen met dementie en hun familieleden hard. In een recent peilingonderzoek van Alzheimer Nederland geven veel mantelzorgers aan dat ze zich zwaarder belast voelen dan voor de coronacrisis. Dat komt vooral doordat de dagbesteding voor mensen met dementie is weggevallen. Bijna driekwart van de mensen zegt dat hen geen andere oplossing is aangeboden. Mensen met dementie hebben daardoor minder structuur. Het geven van structuur komt op het bord van de mantelzorger terecht. Dat kost hen veel tijd en energie. Daarnaast zijn mantelzorgers vaak bang dat hun naaste door het gebrek aan dagbesteding sneller achteruit gaat. Hieronder staan een aantal links met activiteiten die je met mantelzorgers kunt bespreken voor een passende dagbesteding voor de naaste met (beginnende) dementie. Te denken valt aan:
Er zijn nog veel meer mogelijkheden beschikbaar. Meer suggesties staan bijvoorbeeld op dementie.nl/activiteiten-voor-thuis of op www.waardigheidentrots.nl/praktijk/tips-dagbesteding-corona.
Per 1 juni kunnen kwetsbare ouderen weer dagbesteding ontvangen volgens de richtlijnen van het RIVM. Als het dan toch niet lukt om iedereen fysieke dagbesteding te bieden, moet er een alternatieve vorm van dagbesteding worden geboden. Vanaf 1 augustus moet alle dagbesteding voor kwetsbare ouderen 100% open.
Onze oproep aan gemeenten, professionals en naasten van kwetsbare ouderen is om in deze periode actief te blijven zoeken naar alternatieve vormen van dagbesteding. Maak gebruik van de online mogelijkheden die er zijn om alternatieve vormen van dagbesteding aan te bieden aan (kwetsbare) ouderen. Er zijn online wellicht meer opties voorhanden dan je van te voren had gedacht.
In deze periode kunnen we een grote stap maken waar het gaat om dagbesteding op maat. Een gevarieerde, eigentijdse dagbesteding volledig afgestemd op de individuele behoeften van mensen. Laten we in deze crisis komen tot een rijk en passend aanbod. Wij geloven dat dat kan!
Laat het ons ook weten als je al goede lokale voorbeelden hebt. Deze delen we graag. Wij zetten ons in voor een lerende regio! Je kunt je reactie sturen naar Martin Bakker, m.bakker@cmostamm.nl, 06-52888696.
In diverse dorpen en wijken in Drenthe komen inwoners in actie voor goede zorg en ondersteuning voor zichzelf, hun naasten en dorpsgenoten. Ze vormen ‘zorginitiatieven’, die vitaliteit bevorderen, nieuwe vormen van wonen en zorg ontwikkelen en een eigentijdse invulling geven aan naoberschap. Ze nemen het heft in eigen hand en leveren zo een belangrijke maatschappelijke bijdrage: aan goede gezondheid, goede en betaalbare zorg en behoud van voorzieningen op het platteland.
Voor ouderen die graag in hun eigen omgeving blijven wonen, ook als zij zorg nodig hebben, zijn lokale initiatieven die hulp, steun en aandacht bieden van grote betekenis. Deze coronatijd laat met talrijke creatieve ideeën zien hoe lokale initiatieven bijdragen aan verbondenheid en betrokkenheid bij elkaar. Voor ouderen betekent dit een grote steun in de rug. Initiatieven variëren van iPad-projecten met online ontmoetingen met familie en vrienden, bloemetjesacties, belcirkels tot huis-aan-huisdienstverlening, zoals in Gasselternijveen.
Zorginitiatieven, gemeenten en organisaties op het gebied van wonen, zorg en welzijn vormen samen het Netwerk Zorginitiatieven Drenthe. Dit Netwerk is opgericht om de ‘ontwikkeling van onderop’ te versterken. ‘Samen leren’ is het motto. CMO STAMM organiseerde in oktober 2019 de startbijeenkomst van het Netwerk en zet zich samen met partners in voor een stevig hart van een beweging voor vitale gemeenschappen in Drenthe.
In heel Drenthe neemt het aantal zorginitiatieven van inwoners toe. De vormen zijn divers: knarrenhofjes, zorgcoöperaties, lokale coördinatiepunten voor onderlinge hulp, een zorghotel voor tijdelijk verblijf, nieuwe vormen van zorgneutraal wonen.
De zorginitiatieven komen voort uit wensen en behoeften van inwoners zelf: in de eigen omgeving blijven wonen, elkaar steunen, zelf de regie houden en passende professionele zorg kunnen inroepen indien nodig.
Tegelijkertijd sluit de opkomst van zorginitiatieven aan bij het beleid van de overheid: mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben moeten dat zoveel mogelijk zelf regelen, met hulp van hun omgeving. Dit betekent onder meer dat ouderen en mensen met beperkingen pas in aanmerking komen voor verblijf in een instelling als ze 24 uur per dag zorg of toezicht nodig hebben. Mensen wonen dus langer zelfstandig, omdat het moet, maar ook omdat ze het zelf willen. Voor jonge ouderen betekent dit dat ze moeten anticiperen op een situatie waarin ze nog wel zelfstandig wonen, maar niet meer volledig zelfredzaam zijn. Voor dorpen en wijken betekent het dat ze meer inwoners tellen die zorg of ondersteuning van anderen nodig hebben. Via zorginitiatieven spelen dorps- en wijkbewoners gezamenlijk in op deze realiteit.
Naar verwachting neemt de rol van zorginitiatieven van inwoners de komende jaren aan belang toe. Vooral door demografische ontwikkelingen ziet het er namelijk naar uit dat de reguliere zorg en ondersteuning onvoldoende kan voorzien in de behoeften. Doordat het aantal 80+’ers in de Drentse bevolking sterk toeneemt[1], komen er steeds meer mensen met dementie en chronische ziekten en groeit de vraag naar mantelzorg, wijkverpleging, huisartsenzorg, hulpmiddelen en langdurige zorg. Als het zorgstelsel op de huidige manier blijft functioneren, is meer menskracht en meer budget nodig.
Omdat er de komende jaren geleidelijk minder 20- tot 65-jarigen zijn, neemt het potentieel aan mantelzorgers en professionele zorgverleners af. Nu al zijn er arbeidstekorten in de gezondheidszorg; dat probleem is vanwege de demografische ontwikkeling niet eenvoudig op te lossen. Dit heeft gevolgen in de hele provincie, maar in het bijzonder in de krimpgebieden. Daar staat de zorg extra onder druk, omdat jongeren, hoger opgeleiden en gezondere mensen daar vaker wegtrekken, terwijl oudere en kwetsbare inwoners achterblijven.
Bovendien neemt daar door de bevolkingsdaling het draagvlak onder bestaande voorzieningen af. Een andere benadering van zorg en ondersteuning is nodig om te voorkomen dat mensen die hulp nodig hebben daar (steeds vaker) tevergeefs om vragen. Zorginitiatieven zijn daarin in potentie een factor van belang.
Zorginitiatieven komen voort uit de dromen, wensen en behoeften die in (vitale) gemeenschappen leven over wonen, gezondheid, welbevinden en zorg. Betrokkenen zoeken naar vormen hiervoor die bij hen en hun omgeving passen. Zelf regie willen voeren, over de eigen (toekomstige) zorg, over het zorgaanbod of over de leefbaarheid in de eigen omgeving vormt de sterke drijfveer van veel initiatiefnemers.
Zorginitiatieven zijn zeker géén instrument dat gemeenten of zorgpartijen kunnen inzetten om knelpunten in zorg en ondersteuning op te lossen. Wel kunnen zorginitiatieven partner zijn van gemeenten en organisaties op het gebied van wonen, welzijn en zorg, en samen werken aan doelen die zij belangrijk vinden, zoals een gezonde leefstijl, inzet van zorgkracht, alternatieve woonvormen en/of afstemming van formele en informele zorg. Hoe dat het beste gestalte kan krijgen, is een punt van ontwikkeling en overleg.
Burgerkracht is onmisbaar bij behoud en versterking van de leefbaarheid. Overheden (en anderen) kunnen daarom eigenlijk niet anders dan de ‘beweging van onderop op’ als welkome ontwikkeling tegemoet treden en waar nodig ondersteunen.
Op basis van kennis en ervaring van zorginitiatieven in Drenthe kunnen we een aantal inzichten meegeven voor de (verdere) ontwikkeling van afzonderlijke initiatieven en samenwerking:
Het Netwerk Zorginitiatieven Drenthe heeft de ambitie de Drentse zorginitiatieven te stimuleren en te versterken. Het motto is ‘samen leren’. Dit betekent dat deelnemende initiatieven, gemeenten en maatschappelijke partners van elkaar leren en elkaar inspireren én gemakkelijk toegang krijgen tot relevante kennis van derden.
Het Netwerk zet zich in voor:
Elke initiatief is uniek. Door van elkaar te leren en elkaar te inspireren kunnen initiatieven zich verder ontwikkelen. Vanuit het brede scala aan voorgenomen, startende en al succesvolle initiatieven komt een waaier aan kennis, inzichten, knelpunten en vragen. Deze bepalen wat er in het Netwerk ter tafel komt. In het Netwerk zien de deelnemers wat er kan en hoe het kan. Dit geeft inspiratie en vertrouwen dat nieuwe vormen van zorg haalbaar zijn en dat het zorgsysteem door initiatieven van inwoners een transformatie kan ondergaan.
[1] Zowel het aantal als het aandeel 80+’ers in de bevolking verdubbelt ruimschoots tussen 2019 en 2050.
We doen er met elkaar van alles aan om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Dat is mooi! Minder goed zijn de vooruitzichten voor onze economie. Een recessie lijkt onafwendbaar. Hoe kunnen we hierop anticiperen vanuit het perspectief van armoede en schuldhulpverlening? Wat zijn de belangrijkste opgaven en inspirerende voorbeelden? Een eerste impressie op basis van signalen uit het veld. Landelijk, en waar mogelijk ingezoomd op de situatie in Groningen en Drenthe. De beelden zijn verrijkt met quotes en verwijzingen opgetekend in de media.
Onze praktijk leert dat de armoede en schuldenproblematiek uitermate divers en complex is. Alleen een integrale aanpak waar alle partijen samen voor staan werkt. In 2018 ontwikkelde CMO STAMM een Routeplanner Armoede & schulden met pijlers die van belang zijn bij een effectieve aanpak van armoede en schulden. Deze economisch onzekere coronatijd, vraagt van ons allemaal maximale inzet, krachtenbundeling en creativiteit!
In deze nieuwsbrief gaan we in op:
Wat speelt momenteel op het gebied van armoede en schuldhulpverlening?
Mensen maken zich meer dan anders zorgen over hun financiële situatie, zo blijkt uit de Nibud peiling eind maart 2020. Een vijfde van de Nederlanders van 18 jaar en ouder ondervond in de eerste twee weken van de coronacrisis direct een inkomstenterugval. Ruim 20 procent van de respondenten verwacht die terugval ook in april. Onder hen zijn vooral jongeren, zelfstandigen en flexwerkers. De meesten verwachten een inkomstenterugval van maximaal 30%.
Dit willen zij opvangen met spaargeld en bezuinigingen. Maar 29% heeft onvoldoende spaargeld om twee maanden zonder inkomen rond te komen. Uit eerder onderzoek van het Nibud blijkt ook dat mensen met financiële problemen lang wachten met het vragen om hulp. Het is daarom belangrijk om vanuit de aanpakken rond armoede en schuldhulpverlening in de provincies Groningen en Drenthe oog te blijven houden voor de bestaande groep mensen die door de coronacrisis blijven kampen met betalingsachterstanden, maar vooral óók voor nieuwe risicogroepen. De wetswijziging gemeentelijke schuldhulpverlening (WSG) biedt op het gebied van vroegsignalering hiervoor vanaf 1 januari 2021 nieuwe kansen (zie ook ons artikel Nieuwe kansen voor vroegsignalering schulden later in deze nieuwsbrief).
Jongeren hebben vaker dan andere leeftijdsgroepen een flexibel contract. Dat maakt ze extra kwetsbaar voor de economische gevolgen van de coronacrisis. “De politiek moet daar meer oog voor hebben”, vindt het jongerenplatform van de Sociaal Economische Raad (SER). In Nederland heeft 38 procent van de jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 35 jaar een flexibel contract. Bij de landelijke Studentenvakbond (LSVb) en FNV Young and United komen dagelijks al zo’n honderd meldingen binnen van jongeren die geldzorgen hebben door de coronacrisis. Het NIBUD geeft bovendien aan dat één op de drie jongeren afgelopen maand moest rondkomen met minder geld. CMO STAMM verkent momenteel welke gevolgen Groningse en Drentse jongeren ervaren door de coronacrisis. In mei worden de eerste ervaringen gepresenteerd.
Binnen de bestaande aanpakken rond armoede en schuldhulpverlening is het aan te bevelen om specifieke aandacht te besteden aan nieuwe risicogroepen als gevolg van de coronacrisis, zoals jongeren (schoolverlaters), zelfstandigen en flexwerkers. Er is nu al een grote verscheidenheid aan oorzaken en doelgroepen bij armoede en schulden. Het maakt nogal uit of je opgroeit in een arm gezin of door een faillissement in armoede belandt. Maatwerk is nodig, omdat ieders persoonlijke situatie bepaalt wat nodig is en werkt.
Specifieke aandacht is ook nodig voor kinderen en jongeren die leven op de armoedegrens en door de thuisblijfsamenleving nog extra onder druk komen te staan. Dit geldt zowel voor zwerfjongeren als voor kinderen die opgroeien in een gezin zonder wifi of waar niet zomaar een laptop geregeld kan worden. Gelijke kansen voor kinderen komt hiermee onder druk te staan.
Niet meedoen en het ontbreken van sociale relaties heeft een negatief effect op eigenwaarde, gedrag, gezondheid en prestaties. Dat vergroot de kans op toekomstige armoede. Maar de wereld staat nu even op z’n kop door het coronavirus. Gemeenten nemen maatregelen om medewerkers en inwoners te beschermen. Zo zijn in diverse gemeenten dorpshuizen en andere ontmoetingsplekken gesloten, de inloopspreekuren in het sociaal domein vervallen en worden gesprekken zo veel mogelijk uitgesteld, of telefonisch gevoerd. Gelijktijdig geven gemeenten aan dat de vraag naar schuldhulpverlening toeneemt en is er behoefte aan ondersteuning of aan alternatieve (digitale) routes.
Deze tijd vraagt om innovatieve werkwijzen om doelgroepen te kunnen blijven bereiken. Geldfit Nederland (en Kredietbank Nederland) is een samenwerking van verschillende gemeenten, organisaties, bedrijven en netwerken, die een preventieve aanpak biedt aan Nederlanders die hulp nodig hebben bij hun geldzaken. Met financiering vanuit de Nederlandse Schuldhulproute voert Geldfit de digitale inrichting voor de gemeente tot 1 juni 2020 kosteloos uit, zodat inwoners tijdelijk snel bij het (digitale) loket van Kredietbank Nederland terechtkomen.
Een ander belangrijk aandachtspunt is de inzet van communicatiemiddelen. Niet iedereen is online even vaardig of heeft onvoldoende mogelijkheden om online te communiceren. Ouderen zijn bijvoorbeeld een kwetsbare doelgroep, maar ook kinderen die in gezinnen opgroeien waar maar één laptop is. De provincie Drenthe heeft bijvoorbeeld gemeenten gevraagd mee te werken om iPads in te zamelen en te geven aan kinderen die het nodig hebben.
Eind maart schetste het Centraal Planbureau vier scenario’s over de economische impact van het coronavirus in 2020 en 2021. De scenario’s hanteren verschillende uitgangspunten voor de duur van de contactbeperkingen en de diepte van de economische doorwerking. In alle scenario’s resulteert een recessie. De prognoses van de grote financiële banken delen dit beeld.
Voorlopig blijven de contactbeperkende maatregelen van kracht. Zelfs als deze versoepeld worden, is de economische doorwerking nog groot. Cijfers van de Rabobank laten zien dat 84% van de banen wel in de anderhalvemetereconomie passen. Daar heeft Noord-Nederland groot aandeel in met belangrijke sectoren zoals de landbouw, de industrie en de bouw. De andere 16% van de banen zijn veel moeilijker: zorg, horeca, festival, recreatie. Daar hebben we in Noord-Nederland ook een fors aandeel van. Dus op basis van die cijfers staat een vijfde van de banen in het Noorden onder druk.’
Er zijn daarom verschillende financiële noodregelingen voor werkgevers en zelfstandigen die getroffen zijn door de coronacrisis. Het kabinet doet er alles aan om banen en inkomens van zoveel mogelijk mensen veilig te stellen, en de vitaliteit van onze economie te ondersteunen. Inmiddels is er ruim 1,3 miljard aan looncompensatie en 1 miljard aan tegemoetkoming voor zzp’ers uitgekeerd door de overheid. Maar niet iedereen komt in aanmerking voor deze noodregelingen. Winkels die open mochten blijven, sloten toch hun deuren omdat er geen klanten meer komen. Sommige sectoren liggen helemaal stil en veroorzaken een kettingreactie.
In de stad Groningen hebben inmiddels vele ondernemers steun aangevraagd. Het betreft de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Die is in het leven geroepen voor zzp’ers en soortgelijke kleine zelfstandigen die door de coronacrisis in de problemen komen. Van taxibedrijven tot leveranciers van evenementen en alles daartussenin. De nood is hoog, want veel bedrijven hebben plotsklaps zonder waarschuwing van de ene op de andere dag nul omzet meer.
Ook de twaalf Drentse gemeenten hebben het druk met de afhandeling van bijna 5.800 aanvragen voor de noodregeling.
Vanuit armoede- en schuldenperspectief is belangrijk om te volgen of er nieuwe groepen onder de armoedegrens schieten en zo ja, wie dit dan zijn? En wellicht nog belangrijker in beeld te brengen wat zij nodig hebben om zo snel mogelijk weer nieuw toekomstperspectief te krijgen.
Gemeenten zien een toename in het aantal vragen naar bijstand en tijdelijke ondersteuningsmaatregelen. Ook signaleren de gemeenten bijvoorbeeld ook de nodige aandachtspunten bij de Sociale Werkbedrijven. Sommige zijn geheel of gedeeltelijk gesloten, in verband met de kwetsbaarheid van de mensen. Er zijn grote zorgen over hoe dit gaat drukken op de financiën.
Daarnaast worden meerdere afspraken gemaakt of aan instellingen gevraagd om te maken om (verdere) schulden te voorkomen:
Gemeenten moeten extra menskracht inzetten om te kunnen voldoen aan de vraag naar ondersteuning. Deze extra aanvragen en menskracht geven extra druk op de gemeentelijke financiën die op sociaal domein toch al tegen grote tekorten aanliepen. Zo toont de Benchmark Nederlandse gemeenten (op basis van de financiële cijfers van 2008 tot en met 2018) van BDO Accountants & Adviseurs, 2020). Vooral in Drenthe, Limburg en Groningen kampen gemeenten al met forse tekorten. Van de steden in Nederland staat de stad Groningen er het slechtste voor.
BDO signaleert nu al meer druk op bijvoorbeeld de continuïteit van de zorg, op de maatschappelijke en culturele sectoren en op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Om alle rollen die de gemeenten inmiddels zijn toebedeeld goed op te kunnen pakken, is financiële bewegingsruimte een minimale voorwaarde. Daar is nu onvoldoende sprake van.’
In deze onzekere tijden is het voor iedereen lastig opereren, bestaande modellen hebben beperkte voorspellende waarde. Tegelijkertijd is wel van belang om zicht te krijgen op de orde van grootte van impact. Het is aan te raden om de mogelijke (financiële) implicaties voor de Groninger en Drentse gemeenten goed in te beeld brengen en scenario’s te ontwikkelen voor de gezamenlijk opvang van deze stevige regionale opgaven. En waar nodig een gecoördineerd geluid richting het Rijk te laten horen. De Vereniging Groninger Gemeenten, Vereniging Drentse Gemeenten en de provincies kunnen daar een goede ondersteunende rol in vervullen.
En last but not least: iedere crisis biedt kansen. Uit studies naar herstelprocessen na een crisis is bekend dat na de eerste periode waarin het accent ligt op stabilisatie, er ook ruimte is voor heroriëntatie. Interessant is of we in Groningen en Drenthe deze ruimte weten te benutten die deze coronacrisis, hoe verschrikkelijk die ook is, biedt om zaken echt over een ander spoor te gooien. Kan deze crisis een versneller zijn van een creatieve nieuwe aanpak van armoede en schulden in de regio en – wellicht nog belangrijker – samenwerking over organisatiebelangen heen?
Voor de komende periode zien wij de volgende uitdagingen:
Op dit moment houden Trendbureau Drenthe en Sociaal Planbureau Groningen , beide onderdeel van CMO STAMM, een panelonderzoek onder 7.000 Groningers en zo’n 1.700 Drenten om zicht te krijgen op de (middellange en langere termijn) impact van de ‘coronacrisis’ op het leven in Noord-Nederland. Hiermee reiken we beleidsinformatie aan, waaruit onder meer blijkt bij welke categorieën inwoners en op welke domeinen in het bijzonder inzet nodig is om goed (of zelfs beter) uit de crisis te komen. Medio mei verwachten we de uitkomsten hiervan.
Elk kind dat opgroeit met vertrouwen in de toekomst, kan dat later met vertrouwen doorgeven aan de volgende generatie. Dat is de gedachte achter ons idee ‘Perspectief voor gezinnen in armoede’ dat Tintengroep, de Alliantie van Kracht tegen Armoede, Sociaal Planbureau Groningen en CMO STAMM samen hebben ingediend bij Toukomst. Het programma Toukomst heeft als doel om met elkaar te werken aan beter leven, wonen en werken in Groningen.
In Groningen leven een kleine 14.000 gezinnen in armoede, vaak generatie op generatie. Met ons initiatief – dat uitgaat van één aanspreekpunt voor het gezin en een gezinsbudget – willen we families die het (be)treft in staat stellen hun eigen toekomst duurzaam te verbeteren. Want wat je zelf bedenkt, biedt meer houvast dan wat iemand anders je vertelt.
Ons initiatief gaat uit van 1 aanspreekpunt voor het gezin. Een plan met daaraan gekoppeld een ‘familievolgend budget’, zodat we snel kunnen handelen. Wij kijken niet alleen naar het kind, maar naar het hele gezin. Want elk kind dat opgroeit met vertrouwen in de toekomst, kan dat later met vertrouwen doorgeven aan de volgende generatie. Dat vraagt mandaat om snel beslissingen te nemen. De gezinsondersteuner/coach voert samen met het gezin de regie over dit budget. De gezinnen/kinderen die we helpen staan centraal, niet de regels en richtlijnen. We vragen aan mensen wat ze nodig hebben en bieden een all-in pakket. We vragen wat er beter kan, wat zij nodig hebben en vooral hoe je samen het leven beter kunt maken. Deze manier van werken maakt oplossingen duurzamer.
We maken gebruik van ervaringsdeskundigen, zij weten als geen ander hoe belangrijk het is dat iemand naar je luistert en in je gelooft. Bovendien kennen zij de praktijk. Samen met alle betrokken partijen zoeken we naar wat het beste werkt, leren van elkaar en toetsen de effecten. Ouders krijgen zo de handvatten om hun eigen toekomst vorm te geven. Met daarin hun eigen dromen, ideeën en wensen. Door ze te verwezenlijken, bouwen ze aan een structureel betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen. Deze manier van werken maakt oplossingen duurzamer. Wat je zelf bedenkt, biedt meer houvast dan wat iemand anders je vertelt. Ons doel is: families die het (be)treft in staat stellen hun eigen toekomst duurzaam te verbeteren. Kinderen krijgen meer kansen als ze fijn opgroeien in hun gezin. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en denken meer in kansen en mogelijkheden.
We willen zoveel mogelijk gezinnen bereiken. Dat doen we niet vanachter ons bureau. Daarom gaan we er op uit, we gaan naar voedselbanken, speeltuinen, bibliotheken, consultatiebureaus, huisartsen, supermarkten, spelotheken, inbrengwinkels en andere plaatsen. We maken daarbij dankbaar gebruik van de kennis van de ervaringsdeskundigen. We bedenken structurele oplossingen, experimenteren en zoeken regelruimte. Daarvoor is durf en lef nodig om de bureaucratie weg te nemen. We starten leerkringen met alle betrokken partijen om van experiment naar integrale aanpak te komen.
Steun je ons idee en/of wil je hieraan meewerken? Maak ons idee dan favoriet op de website van Toukomst. Hoe meer stemmen, hoe meer kans dat we dit plan mogen gaan uitvoeren!
Tinten Welzijn, de Alliantie van Kracht, Sociaal Planbureau Groningen en CMO STAMM werken samen. Een lerend proces, waarin we van harte en met overtuiging onze ervaringen delen. We nodigen iedereen die kan bijdragen om met ons mee te doen.
Waar knelt de zorg en ondersteuning in Groningen en Drenthe? Wat zijn de belangrijkste opgaven en inspirerende voorbeelden? Een eerste impressie op basis van signalen uit het veld.
Wat een impact heeft het coronavirus op onze samenleving! We doen er met elkaar van alles aan om besmettingen te voorkomen en getroffen coronapatiënten op de IC’s optimale zorg te geven. Nu toont zich de kracht van onze samenleving. Collectief zetten we onze schouders er onder met een indrukwekkende saamhorigheid, onderlinge verbondenheid en ongekende creativiteit.
Gelukkig slagen wij er vooralsnog in om de IC-capaciteit snel genoeg op te schalen. Zeker hier in het Noorden. Tegelijkertijd zien wij dat andere zorg en ondersteuning in de keten sterk onder druk staat als gevolg van de maatregelen. Met name de meest kwetsbare mensen worden hierdoor geraakt: dementerende ouderen kunnen niet meer naar de dagbesteding, mensen met psychische problemen missen hun begeleiding, behandelingen van kankerpatiënten en operaties worden uitgesteld, kwetsbare kinderen kunnen niet naar hun veilige opvang.
Deze crisis heeft ook nadrukkelijk een bedrijfseconomische kant: zonder zorg of activiteiten, geen inkomsten. Voor sommige zorgaanbieders is dit wel even vol te houden, maar dorpshuizen, verenigingen, voedselbanken luiden nu al de alarmklokken.
Voor iedereen zijn dit uiterst spannende tijden. De vraag die ons allen bezighoudt is: hoe lang gaat dit duren? Voorlopig tot 28 april meldde het kabinet onlangs. Dat is een periode die nog is te overzien. Zeker als daarna de zorg weer normaal kan worden opgepakt. Maar dat is niet waarschijnlijk. Het coronavirus is voorlopig nog niet het land uit. Het lijkt in ieder geval verstandig om daarop te anticiperen.
Van belang is te weten wat de situatie is: wat speelt er, wat werkt en waar knelt het? Wat zijn de belangrijkste opgaven voor de keten van zorg en ondersteuning? En waar wordt het kritisch? Om hier meer zicht op te krijgen voerden wij een quick scan uit. Dat levert een eerste impressie op basis van signalen uit het veld en deskresearch. Lees de resultaten onder de uitvouwlinkjes onder de infographic.
Interessant is of we met elkaar hierbij de ruimte weten te benutten die deze coronacrisis, hoe verschrikkelijk die ook is, biedt om zaken echt over een ander spoor te gooien. Momenteel is alles vloeibaar. Zijn wij in staat om de samenhorigheid, het samen de schouders eronder, vast te houden? Kan deze crisis een versneller zijn van creatieve nieuwe oplossingen en samenwerking? Wij geloven daarin en gaan daarvoor.
Voor de komende periode zien wij de volgende uitdagingen:
Voor het overzicht hanteren wij in onze quick scan het model van de keten van zorg en ondersteuning. De verschillende deelketens zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Juist in deze periode wordt de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid in de keten nadrukkelijk zichtbaar. Druk op de IC wordt opgelost door het afschalen van planbare zorg en mensen versneld naar huis sturen om te herstellen. Waar dan weer zwaardere thuiszorg nodig is. Van belang om goed zicht te houden op dit soort ‘waterbedeffecten’ en vooral slim samen te werken in de keten.
Voor elke deelketen geven wij een impressie van:
Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe voerden een quick scan uit naar de gevolgen van de coronacrisis voor zorg en ondersteuning in Groningen en Drenthe. Hiervoor zijn in de laatste week van maart inwoners en professionals en bestuurders uit diverse organisatie uit de keten bevraagd. Daarnaast is deskresearch gedaan. Omdat er nog beperkt (kwantitatieve) regionale gegevens zijn, presenteren we in dit geval op onderdelen de landelijke gegevens. De beelden zijn verrijkt met quotes en verwijzingen naar ervaringen opgetekend in de media.
Begin april volgt een aanvullend panelonderzoek onder 7.000 Groningers en zo’n 1.700 Drenten. Met ons panelonderzoek bieden we zicht op de (middellange en langere termijn) impact van de ‘coronacrisis’ op het leven in Noord-Nederland. Hiermee reiken we beleidsinformatie aan, waaruit onder meer blijkt bij welke categorieën inwoners en op welke domeinen in het bijzonder inzet nodig is om goed (of zelfs beter) uit de crisis te komen.
In Noord-Nederland is het aantal meldingen van discriminatie flink gestegen. Dat blijkt uit de Monitor Discriminatie 2019 Noord-Nederland, die de drie noordelijke discriminatiemeldpunten (antidiscriminatievoorzieningen) en de Politie-eenheid Noord-Nederland vandaag presenteren. De Monitor bevat de gezamenlijke cijfers over discriminatiemeldingen die bij de Meldpunten en de politie zijn binnengekomen en geregistreerd. Ook het College voor de Rechten van de Mens heeft haar cijfers beschikbaar gesteld. In Noord-Nederland zijn bij de discriminatiemeldpunten 538 meldingen binnengekomen, bij de politie 481 en bij het College voor de Rechten van de Mens zijn er 53 meldingen binnengekomen over ervaringen van discriminatie van burgers. Vorig jaar waren dit respectievelijk nog 440, 400 en 35 meldingen.
Het aantal discriminatiemeldingen op grond van herkomst of huidskleur is hoogst. In 2019 werd dit bij de Meldpunten in 217 gevallen genoemd als discriminatiegrond. Dit beeld is elk jaar nagenoeg gelijk. Naast herkomst/huidskleur blijken de gronden leeftijd en handicap/chronische ziekte ook veel aanleiding te geven tot het doen van een melding.
De arbeidsmarkt is verreweg het meest genoemde terrein waarop gediscrimineerd wordt bij meldingen van de Meldpunten. In 2019 gingen 145 van de 538 meldingen over ongelijke behandeling op de arbeidsmarkt. Dit is iets meer dan een kwart van alle meldingen.
Het aantal meldingen van discriminatie op de arbeidsmarkt is in 2019 verreweg het hoogst: bijna 27% van de meldingen gaat hierover. Deze meldingen kunnen gaan over pesterijen op de werkvloer, discriminerende redenen om een contract niet te verlengen of over het afwijzen van sollicitanten met een reden die discriminerend is voor de sollicitant. De discriminatiegronden die vaak benoemd worden bij meldingen over de arbeidsmarkt zijn herkomst, leeftijd en geslacht. Arbeidsmarktdiscriminatie beslaat al jaren een groot deel van de meldingen van de Meldpunten. Dit is een beeld dat ook landelijk te herkennen is.
Tevens wordt op 23 april een landelijk rapport gepubliceerd door discriminatie.nl (in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) waarin onderzoek is gedaan naar dit fenomeen: Monitor Arbeidsdiscriminatie (2015-2019). Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van de incidenten gaat over het proces van werving en selectie, waarbij afkomst en leeftijd vaak genoemd worden als reden van afwijzing. De impact voor personen die dit meemaken is groot; het vinden en hebben van een baan kent vele belangen. Wanneer het vinden van werk keer op keer
lastig blijkt te zijn vanwege je persoonskenmerken, kan dit negatieve gevolgen hebben voor inkomen, sociale contacten en eigenwaarde.
In de provincie Drenthe zijn er in 2019 in totaal 192 meldingen van discriminatie binnengekomen. Het gaat hierbij om meldingen die zijn binnengekomen bij het Meldpunt Discriminatie Drenthe (MDD) (in totaal 74 meldingen) en bij derden, vooral de politie (118 meldingen). In totaal is het aantal meldingen gestegen met 17% ten opzichte van het voorgaande jaar. In Drenthe komt dit vooral door de toegenomen meldingen door de politie.
Deze cijfers tonen slechts het topje van de ijsberg, want slechts 4% van de mensen die discriminatie ervaart, maakt hiervan ook een melding. Dat is jammer, want een melding doen, heeft zin.
Naast het geven van advies en informatie, heeft het MDD inwoners ook op andere manieren kunnen helpen:
CMO STAMM faciliteert het Meldpunt Discriminatie Drenthe (MDD).
De Monitor Discriminatie kan gezien worden als een compacte, publieksvriendelijke factsheet rondom het thema ‘discriminatie’ in Noord-Nederland. Naast de cijfers over discriminatie informeert de Monitor over op welke wijze de Meldpunten d.m.v. voorlichtingen en gastlessen aandacht schenken aan deze thematiek. De rapporten zijn te vinden op de websites:
www.discriminatiemeldpunt.nl
www.discriminatie.nl
De drie noordelijke discriminatiemeldpunten (antidiscriminatievoorzieningen) en de Politie-eenheid Noord-Nederland presenteren de Monitor Discriminatie 2019 Noord-Nederland.
In de provincie Drenthe zijn er in 2019 in totaal 192 meldingen van discriminatie binnengekomen. Het gaat hierbij om meldingen die zijn binnengekomen bij het Meldpunt Discriminatie Drenthe (MDD) (in totaal 74 meldingen) en bij derden, vooral de politie (118 meldingen). In totaal is het aantal meldingen gestegen met 17% ten opzichte van het voorgaande jaar. In Drenthe komt dit vooral door de toegenomen meldingen door de politie.
Meer informatie:
Rika Ringersma
Generatie-armoede is een taai vraagstuk. Nieuwe generaties uit arme families hebben een grotere kans om ook arm te worden.De RUG, Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe brachten de mechanismen hierachter in beeld. Ook is onderzocht waaraan interventies moeten voldoen. In samenwerking met de RUG bundelden Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe, beide onderdeel van CMO STAMM, de uitkomsten op een feitenblad.
Op basis van het onderzoek onderbouwt het feitenblad dat het doorbreken van generatie-armoede een brede benadering vereist, waarmee zowel in de families als in hun omgeving veranderingen tot stand komen. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat het creëren van meer werkgelegenheid slechts effect zal hebben, als de gezinnen toekomstperspectief zien en er aandacht is voor werk en opleiding.
Het feitenblad is gemaakt in samenspraak met de Alliantie van Kracht. Dit is een netwerk van gemeenten, kennisinstellingen en organisaties uit de sectoren Wonen, Welzijn en Zorg, dat de generatie-armoede in de Veenkoloniën wil doorbreken. In de Veenkoloniën komt generatie-armoede relatief vaak voor. Maar het vraagstuk speelt ook elders. De inzichten die op het feitenblad zijn verwerkt, zijn ook buiten de Veenkoloniën van toepassing.
Zie ook de rapportage van het literatuuronderzoek van Sanne Visser (2019). Mechanismen en interventies bij intergenerationele armoede. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen
De dienstverlening voor mensen in armoede of schulden kan effectiever. De manier waarop cliënten tegemoet worden getreden, is daarbij een belangrijke factor. Dit was één van de conclusies in het onderzoek ‘50 stemmen van mensen in armoede of schulden’. Het was de conclusie die bij uitstek werd onderstreept door de deelnemers aan de bijeenkomst ‘(Nog) betere dienstverlening bij armoede en schulden’, op 26 februari 2020 in Groningen.
Spreker Miranda de Haas, werkzaam bij de gemeente Meppel, lichtte als ervaringsdeskundige het belang van respectvolle bejegening toe. “Zonder geld kun je niet de keuzes maken die je zou willen maken en die bij je passen. Je bent aan allerlei extra regels en voorwaarden gebonden. Dat is op zichzelf al vernederend. Maar het wordt nog veel erger als instanties je niet als mens zien en met sancties dreigen als je niet doet wat zij goed vinden voor jou.” Haar pleidooi was dan ook: “Ga als dienstverlener een partnerschap aan met je cliënt. Zet de mens centraal. Leg de regelgeving even naast je neer en kijk samen wat mogelijk is.” Dit pleidooi is in lijn met de uitkomsten van het onderzoek 50 stemmen van mensen in armoede of schulden: cliënten voelen zich ondersteund als dienstverleners hen vriendelijk en onbevooroordeeld tegemoet treden en inspelen op hun persoonlijke omstandigheden en wensen. In de huidige praktijk gebeurt dit lang niet altijd, blijkt uit het onderzoek.
Ook spreker Raymond Wanders, wethouder van de gemeente Emmen, noemde het belang van ‘de juiste toon’ in de communicatie met mensen in armoede en schulden. Volgens hem hebben vooral mensen die diep in de problemen zitten vaak moeite met de manier waarop consulenten of schulddienstverleners hen tegemoet treden. In een vroeg stadium, bij beginnende problemen, staan mensen steviger in hun schoenen en zijn ze minder gevoelig voor bejegening die niet aansluit. ‘Er vroeg bij zijn’ staat dan ook hoog in het vaandel bij de gemeente Emmen. Concreet betekent dat onder meer: snel inspelen op betalingsachterstanden en een gemakkelijk vindbare plek bieden waar inwoners met financiële vragen of problemen zonder afspraak terecht kunnen. Wanders stipte ook het Jongeren Perspectief Fonds aan, waarmee de gemeente Emmen jongeren die vastlopen door schulden weer perspectief wil bieden op een financieel gezonde toekomst. Uit het onderzoek ’50 stemmen van mensen in armoede of schulden’ valt op te maken dat er veel behoefte is aan dergelijke dienstverlening, die gericht is op beter toekomstperspectief. Een uitkomst is namelijk dat cliënten die echt vooruit willen en hun situatie blijvend willen verbeteren, nu vaak weinig steun ervaren van instanties.
Bij de deelnemers* aan de bijeenkomst riep de soms niet-optimale bejegening van cliënten veel herkenning op. De meeste verbeterpunten die zij tijdens deelsessies naar voren brachten voor de dienstverlening bij armoede en schulden betroffen dan ook de bejegening. Er werd onder meer benadrukt dat respectvolle bejegening niet alleen een verantwoordelijkheid is van de medewerkers die het contact met cliënten onderhouden. Bestuur en management moeten hen de ruimte geven om niet de regels, maar de mens centraal te stellen. Waar nodig moeten zij ook sturing en scholing krijgen om in houding en gedrag cliëntgericht te zijn. Een concrete suggestie daarvoor was om (opgeleide) ervaringsdeskundigen in te zetten om de communicatie tussen cliënt en dienstverlener soepeler te laten verlopen.
Ook de andere bespreekpunten (dan bejegening) uit het onderzoek ‘50 stemmen van mensen in armoede of schulden’ werden in de deelsessies bevestigd: meer investeren in preventie, een eind maken aan de versnippering in de dienstverlening en meer doen dan pleisters plakken. Zeker is dat de 50 mensen die aan het onderzoek hebben meegewerkt niet alleen staan in hun kijk op de huidige dienstverlening bij armoede en schulden. Dat wil zeggen dat veel goed gaat, maar dat het op diverse punten beter en effectiever kan.
*Aanwezig waren: gemeenten, dienstverleners op het gebied van armoede en schulden, ervaringsdeskundigen.
In het kader van De Brede Schuldenaanpak volgt in 2021 een wetswijziging voor gemeentelijke schuldhulpverlening. De beoogde startdatum is 1 januari 2021. Gemeenten krijgen hiermee de mogelijkheid om persoonsgegevens van inwoners met betaalachterstanden in een vroeg stadium uit te wisselen. De wetswijziging biedt kansen voor vroegsignalering van schulden.
Vroegsignalering binnen schuldhulpverlening is het zo vroeg mogelijk in kaart brengen van inwoners met substantiële schulden. Om vervolgens effectieve hulpverlening in te kunnen zetten en hier op langere termijn kosten te besparen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van signalen vanuit verschillende organisaties wat betreft betaalachterstanden en de inzet van outreachende hulpverlening.
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) stelt gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van hulpverlening aan inwoners met problematische schulden voor hun vaste lasten. Om een goed plan van aanpak vast te kunnen stellen voor de cliënt, heeft een hulpverlener verschillende informatie nodig. Denk aan het salaris, de gezondheid, de wijze van wonen(lasten) en eventuele onderneming van de cliënt. Volgens huidige regels dient de cliënt deze informatie zelf aan te leveren. In de praktijk blijkt dit een ingewikkeld en lang proces. De wetswijziging zorgt er onder andere voor dat deze opvraag van gegevens gemakkelijker wordt. De hulpverlener mag de nodige informatie opvragen bij verschillende partijen zonder continue toestemming te hoeven vragen aan de cliënt. Ook organisaties (o.a. woningcorporaties, energie- en waterleveranciers) hoeven, na ingang van de wetswijziging, bij meldingen van betalingsachterstanden bij gemeenten geen toestemming meer te vragen aan klanten. In de huidige situatie is dit in strijd met de privacywet (AVG). Organisaties mogen immers geen persoonsgegevens uitwisselen met derden zonder expliciete toestemming van de eigenaar van die gegevens. Daarom is er frictie tussen het goed willen uitvoeren van vroegsignalering en het naleven van de privacywet. Dit is de aanleiding voor de wetswijziging.
De wetswijziging treedt officieel in 2021 in werking, maar er ligt nu al een mooie kans om deze goed op te pakken. Juist nu er in deze onzekere periode vanwege het Corona-virus waarschijnlijk nieuwe risicogroepen naar voren komen, waarbij vroegsignalering een essentiële rol speelt om deze inwoners te signaleren en individuele en maatschappelijke schade te beperken.
Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk om richting te geven aan de integrale schuldhulpverlening aan haar inwoners. De nieuwe wetswijziging betekent dat gemeenten concreet na moeten denken over het vormgeven van vroegsignalering. Verschillende gemeenten zijn hier al intensief mee bezig, door bijvoorbeeld gebruik te maken van De VoorzieningenWijzer, Geldfit of andere instrumenten. Dit is zeer positief. De wetswijziging geeft daarnaast nieuwe mogelijkheden om het proces van vroegsignalering aan te pakken en wellicht te vereenvoudigen.
Te beginnen bij iemand benoemen die de ontwikkeling van het beleid op zich neemt. Denk aan een contactfunctionaris, een ambtenaar of een projectleider. Dit kan intern, maar ook extern als een goede oplossing voor het verkrijgen van een frisse blik. Een goede samenwerking tussen de gemeente en organisaties is daarbij van groot belang. Het advies hierbij is om te werken vanuit concrete verhalen van mensen of vanuit een visie (inhoudelijke doelstellingen). Hierdoor wordt monitoring en bijsturing mogelijk.
Er moet onder andere nagedacht worden over de uitwisseling van persoonsgegevens:
Ook komt de situatie rondom COVID-19 en bijbehorende maatregelen om de hoek kijken: ontstaan er nieuwe risicogroepen? Biedt de wetswijziging kansen om deze groepen vroegtijdig te bereiken? Of om hun signalen op te pakken? Denk je aan Corona, dan denk je ook aan werkwijzen om zo min mogelijk fysiek contact te hebben, zonder dat de kwaliteit van de hulpverlening in het geding komt.
Er zijn de afgelopen maanden diverse grote netwerkbijeenkomsten rondom het thema armoede en schulden georganiseerd in Groningen en Drenthe. Aanwezige inwoners, maatschappelijke organisaties en overheden herkenden en benoemden daarbij drie thema’s waarvoor draagvlak aanwezig is om aan te werken:
Ten aanzien van vroegsignalering zijn tijdens de netwerkbijeenkomsten enkele aandachtsvelden benoemd als input voor een actieagenda:
Ben je benieuwd wat de wetswijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening precies inhoudt en wat hierbij van jouw als gemeente, instelling, of schuldeiser wordt verwacht? Meld je dan aan voor één van de Webinars ‘Wijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening’. Hierin schetsen wij een duidelijk beeld van de wetswijziging, de nieuwe kansen en aandachtspunten.
In Nederland moet bijna één op de tien huishoudens rondkomen van een laag inkomen. In Noord-Nederland zijn er relatief veel huishoudens met een laag inkomen. Mensen met een laag inkomen lopen een hoog risico op armoede, zeker als de situatie langere tijd voortduurt. Daarom is het belangrijk om inzicht te hebben in deze cijfers. Hoeveel procent van de huishoudens in jouw gemeente moet rondkomen van een laag inkomen? En welk type huishoudens lopen de meeste risico op armoede? Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe brengen dit per gemeente in beeld!
Over het algemeen valt op dat de daling in het aantal huishoudens met een laag inkomen, die we vanaf 2013 zagen, niet voort lijkt te zetten. In de provincie Drenthe is het aandeel huishoudens met een laag inkomen tussen 2016 en 2018 stabiel gebleven. In de provincie Groningen is het aandeel lichtelijk toegenomen. Deze ontwikkeling geldt echter niet voor elke gemeente.
Daarnaast zien we dat het grootste deel van de huishoudens met een laag inkomen in de meeste gemeenten uit eenoudergezinnen bestaat. In sommige gemeenten zijn het de eenpersoonshuishoudens die het grootste deel van de huishoudens met een laag inkomen vormen. De groep die het laagste risico op armoede heeft, zijn de 65-plussers.
Op de websites van Trendbureau Drenthe en Sociaal Planbureau Groningen zijn nog meer cijfers over armoede te vinden. Hier kun je bijvoorbeeld ook cijfers op basis van andere inkomensgrenzen dan de lage inkomensgrens vinden. Ook deze cijfers zijn op gemeentelijk niveau inzichtelijk gemaakt.
De gevolgen van COVID-19 en de genomen maatregelen zullen vrijwel zeker ook terug te zien zijn in de armoedecijfers. De eerste cijfers kunnen we naar verwachting in 2021 inzien, de daadwerkelijke impact zal pas later duidelijk worden.
Armoede en schulden gaan niet alleen over geld. Het gaat over veel meer. Het kan leiden tot sociale uitsluiting. Sociale uitsluiting is niet mee kunnen doen, je minderwaardig voelen, het verliezen van je netwerk. Het doet ook wat met je zelfvertrouwen.
Mensen die niet veel perspectief ervaren, laten zich niet in alle gevallen makkelijk horen. Schaamte, moedeloosheid, geen zelfvertrouwen hebben zijn veelgehoorde redenen om niet uit te komen voor waar je last van hebt.
Het lijkt logisch om mensen met ervaring met schulden en/of armoede, ervaringsdeskundigen genoemd, te betrekken bij het opzetten en vormgeven van interventies. Zij hebben tenslotte ervaring en weten het beste wat hen kan helpen. Toch gebeurt het lang niet altijd en overal op deze manier. De aanpak die wij willen kiezen, samen met de Moedige Dialoog Harderwijk, Impact Centre Erasmus en ervaringsdeskundigen, gaat er vanuit dat wij niet kunnen bedenken wat een ander nodig heeft. Dat weten zij over het algemeen heel goed zelf. Hoogste tijd dus om die informatie op te halen. En oplossingen die daar uit voortkomen, toe te passen in de praktijk.
We ontwikkelen een instrument om organisaties te helpen kijken of ze voldoende gebruik maken van ervaringsdeskundigen bij de opzet (zowel op inhoud als proces) van hun plannen en maatregelen. Deze tool houdt organisaties een spiegel voor en geeft inzicht in de huidige situatie van inzet van ervaringsdeskundigen ten opzichte van de gewenste situatie.
Er zijn zeven categorieën beneficianten (‘persona’s) beschreven. Benificianten zijn mensen die baat hebben bij interventies. We denken dat effectieve interventie(s) per persona kunnen verschillen. Nuttig is om ook de ervaringsdeskundige in te delen in deze persona’s. We streven naar een beperkt aantal uitgedachte en uitgewerkte interventies per persona. Deze bundelen we in een zo praktisch mogelijke toolkit.
We maken een handleiding hoe ervaringsdeskundigen ook bij de uitvoer van de interventies betrokken kunnen worden.
We meten de effecten van de interventies op benificianten. Op die manier kunnen we vragen beantwoorden als: Wat is het effect van de interventie? Draagt de interventie (en welke?) bij aan de doelstellingen gehoord/ gezien/gekend worden en (duurzaam) uit de schulden en armoede te komen door eigen kracht aan te boren. En natuurlijk ook antwoord te krijgen op de vraag: welke interventie werkt voor welke persona?
In januari 2020 komen we met een definitief voorstel. Dit voorstel presenteren we op de Winterschool van de Moedige Dialoog aan alle lokale kwartiermakers in februari 2020.
Een kwart van de kinderen en jongeren in Nederland heeft een ouder met psychische of lichamelijke problemen, een verslaving of een beperking. Vaak hebben zij verantwoordelijkheden die niet passen bij hun leeftijd. Ze combineren school met huishoudelijke taken en proberen intussen hun eigen leven vorm te geven Naar aanleiding van het rapport ‘Hoor je me wel’ van de Kinderombudsman, heeft het Ministerie voor een periode van drie jaar maatregelen genomen voor extra ondersteuning. In de provincie Groningen heeft het Expertteam JMZ Groningen al een stevige basis gelegd.
Kinderen hebben er recht op om kind te zijn. Toch gaat dat niet altijd vanzelf, zeker niet als ze mantelzorgtaken hebben. Er zijn verschillende uitdagingen die we op gaan pakken. Ten eerste willen we dat professionals en vrijwilligers wat het begrip ‘jonge mantelzorger’ inhoudt. Op die manier helpen we ze om jonge mantelzorgers te herkennen en te erkennen. De laatste uitdaging is om jonge mantelzorgers te ontlasten als ze daar behoefte aan hebben.
Door met jonge mantelzorgers zelf te praten, leerden we wat ze nodig hebben en waar ze tegenaan lopen. Praten mét de doelgroep, niet over de doelgroep, dat was een belangrijke basis in onze aanpak.
Wat begon als een gezamenlijke verkenning om meer aandacht te vragen voor jonge mantelzorgers, groeide uit tot een provinciaal dekkende samenwerking. Hierin sloten ook jongerenwerkers, buurtwerkers en gemeentelijke vertegenwoordigers aan.
Nu is het voor het Expertteam JMZ Groningen tijd om zich omvormen tot een provinciaal kernteam. Met meer focus op de samenhang tussen onderzoek, beleid, praktijk en inwoners. We zoeken hierin nadrukkelijk nieuwe samenwerkingspartner op om kennis te delen, van elkaar te leren en om de ondersteuning aan 0-25-jarigen met een zorg thuissituatie te optimaliseren. Samen werken aan de verborgen kracht van jonge mantelzorgers.
Een heel mooi resultaat is dat we dankzij landelijk onderzoek en onze contacten met jonge mantelzorgers, goed in beeld hebben wat hun wensen en behoeften zijn. Hierdoor kunnen we er in de hulpverlening beter op aan (laten) sluiten.
Wat we doen, werkt. Dat heeft ertoe geleid dat het kernteam een duurzaam karakter heeft gekregen, dankzij medefinanciering van het Europese project In For Care. Onze kennis en ideeën vinden borging in de lokale welzijnsorganisaties. De Wetenschapswinkel (UMCG) haakte aan en via de landelijke organisatie JMZ PRO ligt de lijn naar organisaties buiten Groningen open.
Door de jaren heen zijn er diverse producten ter beschikking gekomen, waaronder de voorlichtingsfilm ‘Jongeren hebben veel in hun (mantelzorg)mars!’, een strip voor jeugd tot 12 jaar, een signaleringskaart, flyers en logo’s . En een student van de Hanzehogeschool heeft een serious game bedacht. Er ligt nu een prototype, we willen dit heel graag echt ontwikkelen.
De Rijksuniversiteit Groningen brengt samen met Sociaal Planbureau Groningen de intergenerationele armoede in de Veenkoloniën wetenschappelijk in kaart. De partijen doen dit op initiatief van de Alliantie van Kracht. Het betreft een meerjarig onderzoek dat zich volgens onderzoeker Arjen Edzes nu op de helft bevindt. Na het interviewen van 27 gezinnen is een van de bevindingen dat dé arme niet bestaat. En dat dus, bij de bestrijding van armoede, maatwerk nodig is. Alleenstaande moeders met een kind vormen in de Veenkoloniën de grootste groep armen.
Ondanks alle maatregelen uit het verleden, lijkt het totaal aandeel arme huishoudens in de Veenkoloniën iets te stijgen. Het aandeel langdurige armoede blijft redelijk stabiel. Een andere trend is dat het vooral kinderen en ouderen (90+) zijn die door armoede getroffen zijn. Kijk je naar het landelijk beeld, dan valt op dat er bovengemiddelde armoede bestaat in Oost-Groningen en in de stad Groningen. Naast mensen die opklimmen uit de armoede of er juist invallen, is er ook een groep, 8%, die permanent arm is. De totale groep arme huishoudens laat zich als volgt typeren: 34% behoort tot eenpersoonshuishoudens, 15% tot alleenstaande ouders en 27% tot huishoudens met minderjarige kinderen. In de Veenkoloniën heeft bijna een derde van de ouders met een laag inkomen kinderen met eveneens een laag inkomen. Dat is vijf keer zo vaak als bij de totale groep ouders in het gebied. Hoe zorgen we ervoor dat er perspectief komt voor deze groep?
De RUG onderzoekt hoe en of armoede van generatie op generatie doorgegeven wordt. Ze vergeleken het inkomen van vaders en moeders van jongvolwassen kinderen (22 t/m 26 jaar) met het inkomen van die kinderen. Het onderzoek laat zien dat 74% van de ouders met een bijstandsuitkering kinderen heeft die ook een bijstandsuitkering hebben. Het onderzoek is onderdeel van een onderzoeksprogramma naar ‘generatie-armoede’. Wij hebben de onderzoeksuitkomsten gebundeld in een feitenblad. Op dit feitenblad is niet alleen informatie te vinden over generatie-armoede, maar ook over lage inkomens in de Veenkoloniën. Er is gebruik gemaakt van de meest recente cijfers van CBS, over 2017. Zie ook het Feitenblad ‘Armoede van generatie op generatie’ van Sociaal Planbureau Groningen.
Maar liefst 75% van de ouders met een bijstandsuitkering heeft kinderen die later ook de bijstand induiken. Onderzoekers van de RUG ontdekten dat het niet zozeer te maken heeft met de buurt of de regio waar kinderen opgroeien. Er liggen andere mechanismen aan ten grondslag, zoals werken in plaats van leren, kinderen geen besef van geld bijbrengen, een sterke plaatsbinding enzovoort. Het laat zich niet goed voorspellen.
We kwamen er achter dat er veel aandacht nodig is voor diversiteit, voor het stimuleren van nieuwe generaties in studie en werk en voor veel meer dus dan financiën alleen. Concrete belemmeringen zoals de kostendelersnorm, schulden uit erfenis en de overgang van school naar studie moeten worden opgeruimd. Edzes beveelt investeringen in goede arbeidsplaatsen aan, vroegsignalering van problemen, een grotere betrokkenheid in studie/werkkeuzes en steun die ‘empowered’ ofwel leidt tot het benutten van de eigen capaciteiten.
De overheid heeft allerlei regelingen opgesteld voor ondernemers en groepen die getroffen worden door het coronavirus. We hebben de regelingen die bekend zijn binnen de provincies Groningen en Drenthe op een rijtje gezet. We nodigen je van harte uit om het lijstje verder te vullen. Ken je een regeling die hier nog niet staat? Mail ons gerust via Rika Ringersma: r.ringersma@cmostamm.nl.
Alle coronamaatregelen in Nederland zijn verlengd tot en met dinsdag 28 april 2020. Dit betekent onder andere dat sportaccommodaties, horeca en kinderopvang tot dan dicht blijven. Scholen blijven in ieder geval tot na de meivakantie. En het verbod op evenementen blijft tot 1 juni van kracht. In de week vóór 28 april beoordeelt het kabinet wat er voor de periode daarna nodig is.
Sinds de aankondiging van de landelijke maatregelen, zijn gemeenten op verschillende fronten vol aan de slag gegaan. Vrijwel elke gemeente in de provincies Groningen en Drenthe heeft inmiddels een coronapagina op hun website, met informatie over de gevolgen voor inwoners, ondernemers en voor de eigen dienstverlening.
Ouders, kinderen en professionals die veel vragen hebben over de gevolgen van de coronacrisis voor hun dagelijks leven en hun werk, kunnen terecht op de themapagina van het Nederlands Jeugdinstituut. In opdracht van het ministerie van VWS is dit instituut gevraagd om deze drie doelgroepen te informeren.
Organisaties die direct contact hebben met cliënten worstelen met de vraag hoe zij om kunnen gaan met het verbod op huisbezoeken. Vrijwilligers worden benaderd en ingezet om feeling te houden met wijken en inwoners. Veel ouderen zijn alleen niet digitaal ‘ingericht’. Stichting Welzijn Hoogeveen (SWH) heeft daarom subsidie aangevraagd bij het ministerie van VWS voor iPads en begeleiding van ouderen. Maak vooral gebruik van deze noodmaatregel van het ministerie (let op: tijdelijk geen nieuwe aanvragen mogelijk i.v.m. overweldigende hoeveelheid aanvragen).
De twaalf Drentse gemeenten trekken samen op in de aanpak van het coronavirus. Zij doen dat onder de vlag van de Veiligheidsregio Drenthe. Op hun website staat alle relevante informatie rondom corona-aanpak in Drenthe.